Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/439

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Maar als mijne Koningin niet reeds heden overwint, is het morgen wellicht te laat…”

»Dat is waar, maar hoe zal men in dien tusschentijd het doodsgevaar afkeeren?…”

»En ’t zou toch vreeselijk zijn dat zoo uitnemend licht door zulk en wreeden dood dus plotseling wierd uitgedoofd!” hervatte Gijsbert dringend.

»Ja… en als dit geschiedde door Frederik, mocht het hem tot schande gerekend worden en onwil tegen hem verwekken,” hernam de Koningin peinzende en in zich zelve.

Gijsbert nam de vrijheid de woorden op te vatten, of zij tot hem gericht waren.

»O, zonder eenigen twijfel! wil dit wel goed indenken, mijne genadige Vrouwe, eer gij weigert. Uw koninklijke Heer zou door al de wereld, vriend en vijand samen worden misprezen, zoo hij door eene daad van vorstelijke wrake op eens de wereld beroofde van al het nut en voordeel dat er voor haar mag getrokken worden van zoo zeldzame gaven en krachten als Meester Drebbel bezit… En ik weet niet of de Prins van Oranje en Mijneheeren de Staten niet met de allergrootste indignatie zulke handelingen tegen hun ingeboren onderdaan zouden opvatten…” Maar Gijsbert was te ver gegaan; het gelaat der Koningin teekende het en Mary wenkte hem te zwijgen.

»Mijn gemaal voert oorlog tegen Koningen en Keizers!” hernam Elisabeth, maar bij zich zelve dacht zij in, dat de Geuniëerde Provinciën een der trouwste bondgenooten waren van haar gemaal, bij wier trouwen vriendschap de Protestantsche Paltzgraaf-Koning van Bohemen het meeste belang kon hebben ter vestiging van zijn nieuwen troon, en dat het werkelijk eene onvoorzichtigheid zou wezen de Hollanders te beleedigen in zulken landgenoot. Daar moet ik Frederik voor behoeden, peinsde zij voort, die man moet gered worden. »Hij moet,” sprak zij toen luide en besloten. »Ik wil het, omdat ik belang in hem stel. Voorshands moet zijn leven geveiligd zijn tegen een onverhoopt en geweldigen dood; weet gij een middel?”

»Ja, Mevrouw! en dat middel zal tegelijk hooge gunst zijn voor mij.”

»Welk middel is het?”

»De gewone barbier en wondarts, die in de gevangenis, waar