Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/467

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dan toch wel geoorloofd zijn van zulke bijzonderheden gebruik te maken, ter aanschouwelijke voorstelling in den roman, in de poëzie, in de schilderkunst vooral dan, als zij kunnen strekken tot opwekking en versterking van den oud-vaderlandschen zin en geest; en al moge men aanmerken, dat deze stof tot zulk einde reeds veel is gebruikt en misbruikt wellicht — bij de pogingen die men ziet aanwenden, van eene partij in ons vaderland, om diezelfde geschiedenis te falsifieeren en te ignoreeren ten oorbaar van zekere intentiën, die te bekend zijn om hier nader aan te duiden; bij die pogingen, heeft het zeer zeker zijn nut als zijn recht, dat men deze geschiedenis in hare bijzonderheden van tijd tot tijd doe herleven en als opfrissche in de herinnering van het nageslacht dergenen, die deze dingen hebben gedragen, geleden en gedaan niet alleen voor zich zelven, maar ook voor hun nakroost. En al mochten er dan onder mijne landgenooten zijn, die mijne pogingen laakten, ik zou mij beroepen op zulke vreemden (en hun getal neemt toe), die uit eene diepe en ernstige studie onzer geschiedenis belangstelling hebben geput voor zulke lijders en eerbied voor de helden, die zich hebben opgemaakt ter verlossing.

Van Cuyck moet ergens in een Roomsch-Katholiek orgaan zijn aangewezen als een martelaars-romannetje, opgesteld en verdicht in den geest der Aprilbeweging. Wat daarvan is, heb ik gezegd in de regels, die de novellen voorafgaan. Historiekenners en letterkundigen weten dat de betichting mij niet treft, dat ik er niets van het mijne heb bijgevoegd, waar het de hoofdpunten gold: de marteldood, het lijden, het vroom geloovig gemoed, en het standvastig karakter van mijn held — en zelfs niet zijne verhouding tot den Schout. Dezulken onder mijne lezers, die geene historiekenners zijn, kunnen zich van mijne eerlijkheid in dezen overtuigen, als zij naslaan: Van Braght Geschiedenis der Doopsgezinde Martelaren, pag. 618—651, waar men ook vindt de liedekens, die door het volk in ’t openbaar werden gezongen; ver-

    dat die afgrijselijke bijzonderheden de oorzaak daarstellen van die machtige beweging, waaruit eene groote republiek geboren werd en een oude dwinglandij verstoord.

    Deze vertaling, zoo letterlijk mogelijk, wordt er alleen bijgevoegd, tot gerief van dezulken onder mijne lezers, die geen Engelsch verstaan, en wie ik verder heenwijze naar de vertaling van dit belangrijke werk, die reeds aanvangt het licht te zien bij den Heer W. P. van Stockum, te ’s Hage.