Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/97

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verleerd, en die zich niet wil verpijnen, om hem opnieuw te vatten.

Don Frederik de Toledo, Alba's zoon, was niet meer in de eerste vaag der jeugd; zijn forsche bouw en zijne gevormde trekken bewezen, dat hij den mannelijken leeftijd alreede had bereikt; maar er lag op zijn gelaat nog iets anders dan het kenmerk zijner jaren. Niet enkel de moed, die in zijne daden had gesproken; het was eene zonderlinge mengeling van fierheid en schuchterheid, van schrander beleid en wilden hartstocht, van list en openhartigheid, die het tot een raadsel maakte, wat toch wel de ware uitdrukking der ziel konde zijn. En zeker toch was het, dat de norschheid, die thans de trekken zoo strak spande, ook wel somwijlen verhelderd kon worden door den fijnen glimlach, die om den mond speelde; die ernst en die terughouding kon eene reden hebben; de jonge Toledo had vroeger een kring van vrienden aan dit hof gekend, dien hij niet wedervond; Don Juan van Oostenrijk, die zich lauweren verwierf aan de kusten van Afrika, Alexander Farnese, naar Italië teruggeroepen, en Don Carlos, den zoon van Filips, in zijn afwezen een dood gestorven, waarover de sluier des geheims rustte, dien Carlos, die zijn vriend was geweest, in wiens droomerijen hij had gedeeld, wiens ontwerpen hij mede had opgebouwd; dien Carlos, voor wien Schiller ons eene belangstelling heeft ingeboezemd, waarvan wij niemands verbeelding de illusie benemen willen; en het moest hem hinderlijk zijn, zich aan een hof terug te zien, waar de jongelieden niet van zijn tijd waren en de mannen het niet meer konden worden. Hoe het zij, hij kuste de koninklijke hand, die hem werd toegereikt met koelen eerbied, en toen Filips hem met vleiende welwillendheid toesprak: »De verplichtingen, die wij hebben aan uw vader, willen wij overbrengen op u; gij zult ons straks volgen naar de Koningin, en de gunst vernemen, die wij u toekennen” antwoordde hij slechts met eene diepe buiging. »Heer Hertog! wij willen u zelve voorstellen aan onze nieuwe Gemalin,” vervolgde de Koning. »Don Pedro Donati! laat hare Majesteit gewaarschuwd zijn,” en daarbij gaf hij het sein, dat de overigen ontsloeg.

Toen bleef Ferdinand van Toledo met Filips II alleen. Met welke gewaarwordingen voor beiden! Ze waren samen opgegroeid, samen grijs geworden; de een in den dienst des anderen, dat is zoo: ze stonden tegenover elkander als Vorst en dienaar; maar