Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/181

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zóózeer tentoonstellen, zoo al niet verdenking werken tegen zijne goede trouw, dan toch van groote onhandigheid in de keuze zijner dienaren, dat de Koningin den lust als den moed zou verliezen om den Graaf terug te zenden, en de laatste zelf zijne vervanging zou eischen. Norrits overlegde dit, niet enkel in het belang van zijn haat, maar ook in het belang zijner Vorstin en van de landen, die hij in de waagschaal gesteld achtte door de minachting, waarin hij Leycester reeds gezonken zag, en de gebreken, die hem beletten moesten, zich er ooit uit op te heffen. Ongelukkig raadde Prouninck maar al te goed de bedoeling van Norrits, en tegelijk geloofde hij niet aan de mogelijkheid van verraad, maar wel dááraan, dat men den schijn er van wilde werpen op den man, dien Leycester had beschermd, en om zeker te zijn, dat men dit doel niet zou bereiken, sprak hij stoutweg:

»Op welke wijze verstaat Uwe Edelheid dat ordre stellen; want het is niet denkelijk, dat Sir William voor goed zal nemen, dat een tweede nevens hem de wet komt geven…?"

»Zoo Sir William trouw is, zal hem ieder middel welkom zijn, dat strekken kan om de stad te bewaren. zoo hij het niet is, dient hij ontzet te worden van zijn Gouvernement, en dat wel zonder verwijl!" sprak Norrits.

»En wie zal het recht nemen, hem te ontzetten?" vroeg Prouninck uitdagend.

»Ik!" sprak Nieuwenaar met gezag, die hier het goedvinden van Prouninck overbodig achtte.

»Als Gouverneur der provincie Utrecht zal Uwe Genade den bevelhebber eener vesting in Overijsel uit zijn post zetten?" vroeg Prouninck bijna met spot.

»Als wezende in dienst van de Geuniëerde Provinciën, van de Koningin en van Mylord Leycester!" voegde Nieuwenaar er langzaam bij.

»En zoo men Zijner Excellentie zwarigheid mocht maken, zal