Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/182

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik, als bevelhebber van Harer Majesteits voetvolk, er mijn gezag en naam mede toe leenen, wezende een der eerste veldoversten in de afwezendheid des Graven van Leycester ."

»Sir John! Sir John!" sprak Kiligrew wat verschrikt; want hij wist, dat Norrits de man was om te doen wat hij zeide. »Bedenk, dat er geene kapiteins noch bevelhebbers van steden mogen veranderd worden, dan met voorkennis en op ’t bevel van den Raad van State, als representeerende den Gouverneur-Generaal."

»Wel dan, zoo treft dat uitnemend!" sprak Nieuwenaar. »Gij, master Kiligrew! zijt lid van den Staatsraad en kunt voor uwe collega’s toestemmen, en later u bij hen verantwoorden met de noodwendigheid van eene haastelijke uitvoering en de onmogelijkheid van eene gezamenlijke raadpleging…"

»En zoo die heeren zich daarmede vergenoegen konden, dat, ik niet voor zeker houde, hoe verantwoorde ik mij dan bij Mylord Leycester, Sir William dáár door diens uitdrukkelijken wil geplaatst zijnde?"

»De uiterste nood wettigt alles," sprak Norrits heftig, »en het behoud van eene stad als Deventer ter ééne zijde, en de eere en goede naam der Engelsche natie ter andere, mogen wel wat onwettigs verschoonen, als door drang van ’t oogenblik geschied. In oorlog ziet men niet zoo nauw, en de diffamatie van het verraad zou op allen, die van ons volk zijn, terugvallen, zonderling in een land als dit, waar ’t mistrouwen jegens vreemdelingen zoo groot is."

»Ik zie niet wel in, dat de eere der Engelsche natie er bij kan winnen, zoo één van onze kapiteins, onder suspicie van verraad, uit zijne plaats wordt ontzet, nocht hoe de eere en de naam van Mylord Leycester daardoor zal gevorderd en gesalveerd worden, als men een edelman, die voor zijn gunstgenoot bekend stond, gevankelijk wegvoert van stad tot stad. De kreten, die daarbij door dit land zullen opgaan, mochten wat schel klinken!"