Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hier op dit punt loopen, die, onvoorzichtig overgebracht, eenigszins nadeelig konden werken op de stemming van de bezetting te Deventer, zonderling die der Schotten, en nu, dit… dit…"

»O, Sir! het maakt-niets uit; die Schotten zijn meest Puriteinen en tellen niet veel een droppel of wat Koninklijk bloed, als het Katholiek is."

»Om het even, kapitein Hemon! laat die papieren blijven, en zwijg in de vesting, wat zij inhouden!" en Norrits gaf ze aan Fabian terug. Hemon boog zich zwijgend.

»’t Is toch al te klagelijk een dood voor eene Koningin!" sprak vrouwe Walburg, Norrits zacht aanziende.

»En dit ook al onder de vrouwen!" hernam Norrits, nog meer ontevreden tegen Fabian.

»Maar, Sir! die edele dames verlangden eene proeve van mijne vertaalwijze…"

»Zoo! en gij wist niets beters dan dit, en voor vrouwen!" en daarop met gestrengheid: »Luister, master Fabian! hetgeen wij overééngekomen zijn, is enkel tegen den Graaf; maar zoo gij u onderwindt tegen de Koningin, of tegen het welzijn dezer landen ietwes te ondernemen of te mediteeren, is ons verbond verbroken op datzelfde oogenblik, en de bevelhebber Norrits zal vlijtig onderzoek doen naar de antecedenten en de tegenwoordige actiën van den geheimzinnigen Schotschen avonturier. Hebt gij mij verstaan, Sir?"

»Volkomen, Sir!" antwoordde Fabian, een weinig verbleekend en met een glimlach, waarvan niet wel was uit te maken, of het een ironieke was, of een pijnlijke; maar na die woordenwisseling scheen hij den lust tot blijven verloren te hebben; hij nam zijn afscheid, niet zonder eene stille belofte aan mevrouwe van Hemert om te keeren; en hoewel Sir John Norrits de wenschen van zijn hart ter zijde stelde, om met zijne Walburg samen