Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/190

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mocht aanhooren, en ’t was of zij vreesden, dat zijn scherpe blik haar het gehoorde of het gesprokene mocht aanzien.

Norrits gaf de brieven aan Hemon, beval hem, zich binnen een uur tot den terugtocht gereed te houden, en scheen willens, hem nog weer met zich te nemen tot een afzonderlijk gesprek, doch het bleek onnoodig, daar de dames het voornemen van vertrekken te kennen gaven en dat welhaast werkelijk uitvoerden, Fabian bleef. De Generaal had hem hier binnengeleid, hij scheen de verplichting te gevoelen, om zich niet zonder dezen te verwijderen. Ook sprak Norrits hem een paar woorden toe waarop hij in ’t Engelsch antwoordde:

»Ja, Sir! ik heb mijne eerste les gegeven, zooals onze afspraak was; — mevrouwe Wittenhorst zal het u kunnen getuigen; — en ik verklaar, dat mijne leerlingen aandachtig en leerzaam zijn geweest."

Norrits wendde zich nu af van Fabian, om zijne instructies te geven aan kapitein Hemon, die ze ontving met den lijdelijken ernst van een krijgsman; maar zijn gelaat stond zóó strak en droevig, dat de Generaal niet nalaten kon, hem te vragen, of hij zich niet wel gevoelde en wat hem getroffen had.

»Dat vonnis van de ongelukkige Maria Stuart, de dochter van onze Koningen!" barstte hij uit, kleurende van ontroering en van schaamte, over een gevoel, dat hij eene zwakheid achtte.

»O! maar wie zegt u, dat het zal worden uitgevoerd?" sprak zijn overste bedarend.

»Na 't lezen van die rechtvaardiging kan men niet meer twijfelen," en hij wees op de Engelsche bladen, die Fabian hem gegeven had. Norrits wendde zich met een ontevredenen blik tot Fabian:

»Ay, Sir! welk eene onvoorzichtigheid, dit blad in die handen te geven! Ik had dien man opzettelijk hier gehouden, opdat zijne ooren niet mochten getroffen worden door geruchten, die