Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Meer dan een, en als men mij even gehoor wil geven…"

»Welnu…?"

»Dan zullen wij eene heerlijke afleiding maken ten voordeele van de Koningin van Schotland, den dood wreken van den armen baron van Hemert, de aanzienlijke heeren van Utrecht in hunne eere en rechten herstellen, de edele Engelsche heeren, door hem in de schaduw gesteld, in hun rechte licht plaatsen, en het geheele land van Leycestersche tyrannie bevrijden met denzelfden slag, en waartoe ieder van u, op eigene wijze, iets vermag bij te dragen. Wat dunkt u, edele vrouwen! is dit voorstel overweging waardig?"

Ieder van haar betuigde hooge ingenomenheid met het ontwerp.

»En wat dient men daartoe te doen?" vroeg mevrouw van Hemert.

»Gij, mevrouwe! vooreerst niet naar Engeland gaan!" sprak Fabian luid, en zachter fluisterde hijhaar in: »maar deze rouwsluiers in den Haag toonen, met deze rouwsluiers den Hollandschen en Gelderschen adel in beweging brengen; dat is wat anders."

»En verder…?"

»Iets, wat der mannen bevooroordeeldheid voor vrouwen zoo zwaar acht, en dat ik van u vragen zal, omdat ik bij ondervinding heb erkend, dat zij het kunnen, als zij het willen: het zwijgen van alles, wat hier is omgegaan, dáár waar het niet goed betrouwd is, en handelen, spreken en zwijgen in den geest vroeger aangeduid!"

Die afspraak was nog nauwelijks gemaak t, of de Generaal Norrits kwam terug, en ditmaal bracht zijne tegenwoordigheid sommige dames toch in eenige verlegenheid, en maakte hare houding wat moeielijk. Zij voelden allen, dat zij, ’t zij in ’t spreken ’t zij in ’t aanhooren, wat verder gegaan waren, dan een Engelsch edelman, ware hij dan tegenstander van Leycester,