Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/325

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dompelde, onschuldig aan de booze daad, en toch daardoor geschandvlekt, als was het de hare, al het verlies er van dubbel voelende en met smarte dragende, en toch verdacht en bijna openlijk beschuldigd,!als had zij er voor zich eenige booze winst mee beoogd, voor het minst den vlek der schuldigste achteloosheid zich voelende aanwrijven, waar zij machteloos geweest was te handelen als zijn moest.

Jan Comelisz., als vurig voorstander dier partij, was zoo mogelijk nog meer moedeloos en gedrukt van geest dan op den dag, dat hij de wanorde en de verwoesting in zijn winkel overzag, vooral »peisde hij zich suf," als hij zelf zeide, »van zorge over wat de Staten hierin besluiten zouden, en oft ze deze occasie niet zouden aangrijpen tot verkleining van ’t gezag van den Gouvemeur-Generaal."

Die onrust was den goeden man, juist geen diepdenker, zeker niet vanzelf aangekomen, maar de aanzienlijke krijgsoversten, — de bekwame Staatslieden die Engelschgezind waren, — waarmede zijn beroep hem in aanraking bracht, en die bij hem als een welvertrouwd man, wel eens hunne vreeze en vermoedens lucht gaven, hadden ook die bekommering voor hem niet ontveinsd; en niets laat zich op alledaagsche zielen zoo goed inenten als de onrust over hetgeen gebeuren kan. Zij verdiepen er zich in, bouwen er op voort, en wentelen zich rond in den cirkel hunner bekrompenheid, tot zij er zelf van duizelen. Dus ging het onzen man, en hij had alles, wat hij bij deze gelegenheid vreesde en vermoedde, zijn goeden vriend, master Fabian, medegedeeld, die toeluisterde, met engelengeduld, zouden wij haast zeggen, ware het niet, dat een fijn sarcastisch lachje of zekere glimp van voldoening, die door schijn van meegevoel werd gedekt, veeleer op satanisch leedvermaak en helschen triomf denken deed, die tot zulk aanhooren geduld gaf; maar wat daarvan ook zij, voor Deliana kon dit alles geene belangrijkheid hebben, en te