Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/326

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

minder, daar zij het bij herhaling hoorde, want de goede boekverkooper was met zulke uitstortingen gewoonlijk nogal gul. Hare deelneming gold Fabian, zijne opvatting van dit alles, hetgeen hij sprak, hetgeen het op hem werkte, wat hij er bij voelde, en of het ook op zijn lot kon inwerken, en dus verdiepte zij zich om dit alles uit zijne trekken en blikken te lezen, dat zij niet eens den eerwaarden bezoeker opmerkte, dien ook wij wel wat lang aan de deur lieten staan.

Even nog een woord over diens toestand en voorkomen, ’t is in ’t eind eene oude kennis dien wij weerzien, hoewel wij reeds een paar malen aan hem zijn herinnerd geworden. Hij woont nu te Utrecht, en doet er dienst als Predikant in de plaats van Taco Sijbrandsz., wiens ambt, na zijne verwijdering, nog onvervuld was gebleven; maar hij is er slechts tijdelijk, vooreerst, omdat hij geene vaste verbintenis had willen aangaan met eene gemeente, in wier midden hij vooruit wist, dat hem zulke moeiten en ergernissen wachtten, dat de positie wel eens niet houdbaar kon zijn; ten andere, omdat die gemeente zelve (of liever het consistorie) na eene eerste afwijzing niet verder op dit punt had aangedrongen. Evenals in den Staat was het in de Kerk: het was een tijdperk van spanning en van ongewisheid, zooals alle tijdperken van vorming en van overgang, en hoeveel achting men ook had voor zijn persoon, men kende zijne gevoelens nog niet genoeg, om hem zoo terstond met al te hechte banden, ook voor de toekomst te verzekeren; en te dien tijde was het zeer gebruikelijk, dat Gereformeerde Predikanten zich slechts voor eenige maanden of voor onbepaalden tijd aan deze of gene gemeente verbonden; zelfs gebeurde het, dat zij onderling van standplaats ruilden, voor zekeren tijd, altijd zeker met toestemming der belanghebbende gemeenten. Hoe dor en overbodig u deze uitlegging ook schijnt, zij is noodig, om de stelling van Gideon tegenover de Utrechtenaars en zijne ambtsbroeders duidelijk te maken, en om hetgeen er later plaats had te verklaren.