Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/334

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ten. De man heeft zoo’n wondren omhaal van woorden, die, naar mijn simpel verstand oordeelen zou, beter in de Staten vergadering zouden passen, dan in Gods huis."

»Daar verspreekt zich uwe snibbige tonge, vrouw!" sprak Cornelisz. uiterst geërgerd. »De heer Modet is voor den Graaf en de goede zaak, dus zou zijne tale gansch niet passen in de vergadering van hen, die zich, als nu wel te duchten is, naast de openbare vijanden gaan stellen van Zijne Excellentie; schoon het niet kwaad zou wezen, dat ook zulke stem van zieldadige tegensprake zich eens hooren liet in hun midden."

»Nu, van dat alles heb ik geene kennis; dat hoort tot de politiek; alleen ik blijf zeggen: mij is ’t razen en uitjouwen tegen , dat die man doet van den stoel, alsof de Heer de ordening der prediking gegeven had niet tot vertroosting van Christenen, noch tot vermaning van zondaren, maar tot verdoemen van zekere particuliere. personen, somwijlen door hem met name genoemd, of zoo goed als met den vinger aangewezen. Ik zeg en blijve daarbij dat, bij zulke maniere van doen, meester Modet zich zelf eer in de Hel dan zijne hoorders in den Hemel zal preeken, en dat de man een oordeel over zich haalt; ja, dat de schade, die hij onze zielen daarmede doet, hem zelf ook geene winst zal wezen, of ’t moest zijn in wereldsche eere en gezag, door de luiden, die hij voorstaat, daar meest zijn streven naar is; maar waar wat aangaat den zegen Gods.…"

»Nu zwijg, vrouwe! dit is over genoeg. Bij mijne zonde! waar ge dus haastig een zulken overloopenden vloed van woorden weghaalt. Het doet mij wonder, dat deze vrome heer de lankmoedigheid heeft, zulk gesnater aan te hooren."

Ons intusschen verwondert dit niet; vooreerst, omdat het uiterst moeilijk was, met goede uitkomst in de rede te vallen, als vrouw Cornelisz. aan ’t spreken was; daarbij., het was niet zoo licht hier wat te zeggen; Christelijke liefde gebood wel allereerst