Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/362

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wat had die welwaarde daarin te spreken?" vroeg Fabian, het voorhoofd fronsende.

Deliana vertelde toen haar gesprek met Gideon, maar zij eindigde:

»Wil toch niet denken, Sir! dat die heer u tegen zal zijn; veeleer voor u in dezen, dan met de anderen; want ik heb mijn vader hooren aanmerken, en uit doctor Florensz. spreken bleek het mij waarheid, dat hij gansch niet op de zijde is dergenen, die den Graaf al te hoog willen heffen, en zelfs zijne ambtsbroeders misprijst, die op den stoel door groote macht van woorden, den Gouverneur-Generaal voorstaan, en diens hoogheid handhaven…"

»Gij hebt gelijk. Sinds die heeren partij kiezen voor en tegen, kan het gevallen, dat deze het met Holland en Barneveld houdt; ik wil het onderzoeken…, ik zal hem spreken…, maar gij…, zeg hem niets…"

»Zult gij hem dan alles zeggen, Fabian?" hernam zij blozende en de oogen neerslaande, »want ik heb beloofd…, en ik zou geene rustige consciëntie houden, zoo ik onderliet…, na te komen."

»Zeker, melieve! zeker; ik zal hem alles zeggen; alles namelijk, wat hem te weten noodig is," eindigde hij, met een geheimzinnigen glimlach.

»En nu, mag ’t wezen, master Fabian! ik ben begeerig het middel te kennen," hernam zij met vloeiende stem.

»Dearest! dat middel ,is uiterst machtig en sterk, sterker dan vele duizend mannen van wapenen, om een mensch te verslaan, machtig genoeg om Koninkrijken ten gronde te richten."

Zij zag hem aan…; zij vroeg niets, maar er lag twijfel in haar oog.

»De drukpers," sprak hij met een glimlach; »kent gij iets, waardoor men machtiger ingrijpt in de gemoederen, en ruimer kring vindt om in te werken, dan door geprente schriften…? Met dit wapen doe ik Leycester vallen, en alles wat hem stut