Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/369

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

nog licht in ziet, maar waar wikkende wijsheid zich in verdoolt en het duister moet vinden. Ware ’t schuld, ware ’t misdaad, die ge hebt mede te deelen, stort die uit aan mij! Ik ben geen priester, die u hooren kan in de biecht, maar ik ben een dienaar van Christus, en ik zweer u Christelijke trouw."

Was er iets in den rein en openen blik, waarmede Gideon hem aanzag? Was het de mildheid der liefde, die hem toesprak uit die stem, en dat Fabian trof en dat zijn vertrouwen won? of was het opnieuw berekening, die hem de mogelijkheid deed onderkennen, dien man zich tot bondgenoot te winnen? ’t Is ons nog niet mogelijk, het te vatten; maar waarheid is, dat een donkere gloed zijn geelachtig bleek gelaat overtoog, dat hij Gideon de hand reikte, en zeide:

»Aan u zal ik mij vertrouwen! Gij zult mij kennen, zooals niemand nog mij kent; doch geleid eerst dat kind naar hare ouders, en geef hun die gerustheid, dat ik niet haar verleider ben."

Toen Gideon later scheidde van Fabian, scheen de eerste heftig bewogen en blijkbaar afgemat, als iemand, die zich, door een levendig en diep ingrijpend gesprek, heeft vermoeid, en hij zeide hem bij ’t vaarwel:

»Uw geheim is veilig bij mij, Mylord! omdat ik het u heb beloofd, hoe zwaar het mij ook is om het mede te dragen, en schoon ik mij van alle deelneming in uwe plannen onthoude, u daartoe biddende er van af te zien, om uwer ziele zaligheid wil, en boven alles, dat arme kind te sparen en haar niet in te wijden in zóó booze raadslagen, als u door ’t hoofd gaan."

»Gij doet met mij, wat gij wilt, heer doctor!" antwoordde Fabian op een toon, die bijna gul was. »Ik heb u dat beloofd… ik wil niets meer van haar, dan een weinig gehechtheid."

»De gehechtheid eener vrouwe met een hart als het hare is