Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/164

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die u in zijn particulier een dienst komt vragen. De vertegenwoordiger van Hare Hoogheid zou gezorgd hebben, dat hij niet in uw huis had behoeven te wachten."

»Wachten? Uwe Edelheid zal mij dit wachten toch niet aanrekenen? Had ik vooraf op de eere van dit bezoek kunnen rekenen, ik zoude u eene zulke receptie bereid hebben, dat ik geconsidereerd kon worden, veeleer mijne opwachting te maken bij den gezant, dan deze bij mij, opdat men zien mocht, hoezeer wij onzen lust vinden in hetgeen onze plicht is: de meesteres te eeren in hare dienaren,"

»Genoeg hiervan, mijnheer! wij zijn niet in dit geval; overigens hebt gij gelijk: aan de uiterlijke vormen heeft het jegens ons tot hiertoe niet ontbroken…"

»Tot hiertoe, heer Wilkes! Gij vreest toch niet, dat iemand onzer zich daaraan te eeniger tijd zal schuldig maken?"

»Vreezen? neen, mijnheer! want daarvan zou al de schade te uwen laste komen; alleen ik stelle het geval niet meer als onmogelijk."

»Ik mag vragen, uit welke oorzaak?"

»Om geene andere te noemen: ik heb dezen morgen en in mijne kwaliteit tevergeefs moeite gedaan, om bij den Graaf Maurits van Nassau toegelaten te worden."

»Bij Zijne Excellentie den Grave Maurinck van Nassau, geboren Prins van Oranje?" herhaalde Barneveld, met beduiding.

»Juist, mijnheer! bij dezen."

»Maar dat is gansch niet vreemd,…; als ik wel heb, is de jonge Graaf te ochtend naar Leiden vertrokken, om de doorluchtige Prinsesse douairière te bezoeken, die zich onwel bevindt…"

»De jonge Graaf is zóó weinig te Leiden, dat mijne lieden hem dezen morgen hebben zien uitrijden met den heer van Malderé."