Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

IX.
Vervolg.




Zoo haast de Advocaat het vertrek was binnengetreden, waar de gezant Wilkes hem wachtte, begroette hij dezen met vele hoffelijke woorden en met al de omslachtige plichtplegingen, die ook toen reeds bij het diplomatiek verkeer in gebruik waren. Maar Wilkes, hoewel hij die met beleefdheid beantwoordde, scheen ze veeleer af te weren dan te wenschen, en zelfs was hij nog altijd staande gebleven, hoewel Jan Franken, de schrandere dienaar van den Advocaat, niet verzuimd had, een der eenvoudige armstoelen voor hem aan te schuiven.

Op een toon van verwondering, waarin zich zeker eenige voldoening mengde van den staatsman, die zijne wichtigheid erkent ziet, sprak nu Barneveld:

»De gezant van Hare Majesteit in mijn huis! Voorwaar, zóó groote eere had ik mogen wachten noch durven aannemen, zoo het aan mij gestaan had, hierover vooraf te beslissen…"

»Vergeef mij, heer van Barneveld! ’t is niet de gezant van Hare Majesteit, die tot u komt, ’t is simpellijk Thomas Wilkes,