Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Verschoon mij! Als zaakgelastigde van Hare Hoogheid zal ik niets hooren, vóór mij de officiële ophelderingen gegeven zijn… en als…

»Thomas Wilkes zult ge toch niet weigeren, in een duister en netelig geval de inlichtingen te accepteeren, die een goed vriend aanbiedt, u te geven,…"

»’t Is altijd een dwaas, die inlichtingen versmaadt, waren ze ook eenzijdig en kwamen ze ook van een vijand."

»En bij God Almachtig, dat ben ik niet…, niet van u, Wilkes! die begonnen zijt met het wel te meenen en de goede cause van deze landen voor te staan, en van wien juist daarom deze ommekeer mij smarte doet."

»Wees overtuigd, dat ik nog al tijd dezelfde goede gezindheid behouden heb voor de goede cause."

»’t Is maar de vraag: wat men daardoor verstaat?" hernam de Advocaat, met een fijn glimlachje.

»Dat is toch licht uit te maken," sprak Wilkes trouwhartig, »mijns bedunkens is het ééniglijk die, waardoor de uiterlijke bloei en welstand der gemeente bevorderd, de klem en vastheid van ’t gouvernement verzekerd wordt, opdat orde en eendracht heerschen mogen en de innerlijke en uiterlijke vrede hersteld moge worden ten gemeenen beste."

»De uiterlijke vrede?" viel Barneveld in, hem uitvorschend aanziende. »Verstaat Uwe Edelheid daaronder ook dien met den Spanjool…

»Ik kan hierop alleen antwoorden, dat ik mij geen oorlog begrijpe, die zou gevoerd worden zonder doel en uitzicht van een eindelijken vrede…"

»Er is vrede en vrede, heer Wilkes! van een zulken, die ons waarlijk ten goede komt, zie ik nog in de verste verte de preliminairen niet openen en een zulken, dien men ons zou willen opdringen, of die men bij verrassing sluiten zoude zonder