Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/168

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ons, zal ik nooit erkennen te zijn in ’t gemeen belang, veel meer mij sterk en volstandig stellen tegen de handelingen, meneën,: en kuiperijen dergenen, die zeggen het dus te verstaan," sprak nu Barneveld forsch en fier.

Wilkes scheen getroffen en zelfs een weinig verlegen, niet omdat hij zich den heftigen uitval persoonlijk behoefde aan te trekken, maar omdat hij als gelastigde geene volstrekte zekerheid had van de zuivere consciëntie zijner zendster of sommigen harer raadslieden; toch kon hij ze noch ontschuldigen, noch verdedigen uit vreeze van de aantijging kracht te geven en sterker vermoedens te wekken; hij verweerde zich dus met het éénige wapen, dat hem bleef, eene vermomde dreiging, die geen rechtstreeksch antwoord was.

»Mijnheer van Barneveld!" sprak hij, »acht gij het voortduren van den onderstand der Koningin al of niet nut en noodig, voor ’t geen gij de goede cause noemt?"

»Wondere vraag, heer Wilkes!" hernam Barneveld, met sluwe buigzaamheid van toon wisselend, waar hij voelde, dat voorzichtigheid hem ried te wijken. »Wondere vraag, voorwaar, sinds ge weet, hoe wij geduriglijk bij de Koningin aanhouden, met ernstige en ootmoedige smeekingen, dien onderstand ons niet slechts te houden, maar zelfs considerabel te vermeerderen, vermits wij den oorlog, die is in ’t gemeen belang der Koningin en der Geuniëerde Provinciën, niet langer voeren kunnen zonder belangrijke hulp in manschap en penningen."

»Zoo toch denkt gij ook op vrede?"

»Liever dan vrede te maken met den trouwloozen Spagnool, werpen wij ons in de armen van eenigen machtigen nabuur," zeide Barneveld, met eene bedoeling, die evenmin haar wit miste als de dreiging van Wilkes; want de gezant sprak heftig en bewogen:

»Gij kunt zoo iets niet doen, zonder alle tractaten te schenden, met de Koningin gesloten…"