Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Zelfs dan niet, als de Koningin daaraf het sein zou gegeven hebben, door het onthouden van haar onderstand en hare protectie?" vroeg de Advocaat.

»Meent gij, heer van Barneveld! dat het voor de Koningin eene passende en wel aangename zake is… protectie te geven aan luiden, die handelen niet enkel, of ze gansch geene bescherming noodig hebben, maar zelfs of ze veeleer zelve beschermers zijn, en zich heerschers achten te wezen?"

»Ik betwijfel, of eene zulke gezindheid bij iemand van de onzen wordt gekoesterd, veel min is op te merken geweest, of ooit met woorden is te verstaan gegeven."

»Met daden is daaraf gesproken, met handelingen, die van wantrouwige vreeze getuigen, en ten laatste is het ook met woorden uitgedrukt in de brieven van den 4den en 8sten Februari." Barneveld kleurde sterk; hij sloeg de oogen neer, hoewel een bijna onmerkbare glimlach even romdom zijne lippen zweefde:

»Ja, die brieven schijnen wel wat hoog opgenomen te zijn door tie Koningin en Zijne Doorluchtigheid den Graaf, tegen intentie van de heeren Staten."

»Dat is mogelijk, mijnheer!… maar ook tegen intentie van den steller?" vroeg Wilkes uitvorschend.

»Ik zou u dat niet konnen zeggen, zijnde de brieven gesteld bij ordonnantie van de heeren Staten; en dus is ’t niet waarschijnlijk, dat de steller hierin zijne particuliere opiniën, meeningen of wenschen zal hebben uitgedrukt…; daartoe was de toorn der Koningin en van den Graaf, hetzij met eerbied gezegd, ietwat onrechtmatig, wetende het meest oudere grieven, die er verhandeld werden…"

»Het bevreemdt mij niet, die observatie te hooren uit uw mond, sinds de Hollandsche gezanten ten hove een gelijkluidend antwoord hebben gegeven op de redenen Harer Hoogheid."

»Bewijs, dat de klare waarheid toen als nu is gezegd, en be-