Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zonder te sterken. Eene deugd, nog door geene beproeving gelouterd; zachtheid en goedheid, die geen anderen steun hadden dan de zwevende hope op eene Voorzienigheid, die de onschuld… beschermt, ja; maar, als zij die lijden doet, zonder dat zij weet waartoe; een onbestemd verlangen naar den dood… naar den Hemel… zonder dat eene waarachtige hope des eeuwigen zaligen levens de ziele doorstroomt, en telkens als frissche levenskracht geeft, zelfs voor het zware aardsche leven, ziedaar den godsdienstzin van Ada Rueel, plante zonder wortel; hoe zal ze vruchten dragen van troost? en ziedaar, waarom eene eerste diepe smarte des levens, eene eerste innerlijke ramp haar dus diep ternederbuigt, en waarom hopelooze liefde haar tot zulk eene diepte van troosteloosheid neerrukte, haar tot dubbele foltering werd…! Zij zou die van zich zien wegnemen…; nog in diezelfde ure, waarin de wanhoop haar het harte als met gierenklauw vanéénreet staat Nicolaas de Maulde plotseling voor haar, en werpt zich aan hare voeten in wilden hartstocht, en neemt beide hare handen in de zijne, en roept haar toe, als in heftigen zielsangst; want zijne stem had m\~er den toon van den heftigen eisch een er fel geschokte ziel, nog trillend onder de koortskloppingen van strijdende hartstochten, dan als het zachte smeeken van een die met innige teerheid liefde komt vragen:

»Ada Rueel! wilt gij de mijne zijn? Hebt gij mij lief…? nog zóó lief, dat gij mij vroegere koelheid vergeven kunt? Wilt gij mijn goede engel zijn? Ik heb die noodig, o! zeer zeker noodig; laat mij eene wijle voor mijn vermoeid en verward hoofd ruste vinden aan uwe zachte borst, aan uw trouw harte, en ik zal u mijn leven wijden in vergelding daarvan. O, wil mij gelooven! dat verreuckeloozen van uwe goede genegenheid berouwt mij… berouwt mij meer dan… iets anders. Ik schatte uwe waardij; ik zag uwe minnelijke toeneiging, en toch… toch kon ik van u gaan, toch de hand uitstrekken naar een