Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

terwijl hij haar, als in zelfvergeten, aan zijn hart drukte. Toen, met vlammenden blik, waarin al zijn vroegere wraaklust, al zijn sluwe list, al zijn wilde moed flonkerde, als vond hij nu weer zich zelf terug, vervolgde hij: »En die Wilkes heeft dit alles Lady Margaret willen doen, ten wille zeker van den nobelen Graaf, zijn vriend of zijn meester! Zie, ’t is mij vreugd, dit te weten; ik zal goed rekening houden van dit alles; ik zal dubbele represailles van u te nemen hebben, my good Lord." Toen tot Barneveld: »Heer Advocaat! gij ziet het, ik trek mij die vrouwe aan; ik erken haar als mijne bondgenoote, zooals gij ’t noemt, en zij is het… Van nu aan blijft zij met mij, en tot het doel, dat gij weet, begeef ik mij met haar van hier."

»Met gunst, neen, dat kan niet zijn, Mylord Strange!" viel Barneveld in, hem terughoudende. De gezant Wilkes heeft last ontvangen uit Engeland, om aan te houden de persoon van Lady Margaret Douglas Sheffield. De raadsheer Wilkes heeft mij gebeden, hem behulpzaam te wezen in ’t uitvoeren van dien last. Ik heb hem daarop mijn woord gegeven. Deze joffer, jonkvrouw of vrouwe heeft zich bekend te zijn Lady Margaret; en zij ’t in waanzin, zij ’t in waarheid, dat zij sprak, ik mag haar niet laten en houde haar in hechtenis, tot men de rechte Lady Margaret heeft uitgevonden, of zij zelve klaarlijk bewijst te zijn, die zij zich noemt, in welk geval ik haar aan den heer Wilkes zou moeten uitleveren."

»En wat acht gij, dat de heer Wilkes met Lady Margaret zoude doen?" vroeg Fabian heftig.

»Simpellijk haar naar Engeland overvoeren op de meest commode wijze," hernam de Advocaat; »waar zij vorders te recht zal staan, als begrepen in ’t proces der Lady Maria Stuart."

»En gij zoudt werket:ijk, en zonder aanzien haars persoons de Lady Margaret overleveren tot dit lot, zoo gij haar kondet uitvinden?" vroeg Fabian, Barneveld uitvorschend aanziende.