Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Alevel geschiedt dat, of althans kent men mij het recht niet toe, voor dier luiden belangen te waken, zonder dat men er erg uit denkt en aanleiding uit neemt tot misvertrouwen. Ziet hier de zaak. De goede lieden van het Prinsdom, zich vrij veel gedrukt voelende door eenige nieuwigheden en bezwaren, hun door des Konings van Frankrijk nieuwen Gouverneur van Dauphiné aangedaan, hebben zich aan mij gewend ter verlichting daaraf. Ik heb mij gesteld aan den Koning te schrijven, te hunnen gevalle, alsmede aan den Hertog van Montpensier, mijn oom, en andere Heeren en Grooten, die wat gezag hadden aan ’t Hof, om door dier tusschenkomst den druk mijner lieve getrouwen op te heffen… Ik heb dat gedaan, en toevertrouwd aan een koerier, die te scheep naar Frankrijk toog. Nu blijkt het wel, mijne heeren! dat ik van spieën omringd ben, die zich bemoeien, alle mijne handelingen gade te slaan en ten zwartste uit te leggen en over te brengen."

»Dit achterdenken, Uwe Genade!" sprak Barneveld, als oordeelde hij het zijn belang, den Prins van dit vermoeden af te brengen.

»Is gegrond op een feit, heer Advocaat! Van dit mijn schrijven heeft men te Londen kennis bekomen op zulker maniere, dat de Graaf van Leycester in ’t Kanaal jacht heeft laten maken op den bodem, die naar Frankrijk stevende, om mijn koerier derwaarts te brengen. De kapitein onderstelde, dat dit een aanval was van den Spaanschen vijand, niet konnende wachten, dat de Engelsche gealliëerde zich zulken schendigen aanval vermeten zoude, en in die vreeze wierp de koerier het pakket brieven in zee; toch is het opgevischt en in handen gesteld van den Graaf. Dezen morgen is er mij de tijding van toegekomen. Wat zegt gijlieden daartoe?"

»’t Is eene van die despotische handelingen, als welke de heer Graaf van Leycester zich meer veroorlooft, en daarop men te allen tijde verdacht kan zijn," merkte Barneveld aan.