Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/217

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hare waarheidsliefde, zoo niet hare eer, ietwat gevaar, nadat ze den gezant Wilkes, onder voorwendsel van tot Leiden te zijn, had afgewezen."

»Ik heb dat voorwendsel niet gebruikt en niet noodig geacht. Ik wilde den gezant niet zien, omdat ik vele redenen had, tegen hem verstoord te wezen. Gij verstondt, dat ik hem dit misvernoegen niet moest laten blijken, en bedacht daarop fluks het pretext van de reize naar Leiden; maar in zulke vonden geve ik mijne hand niet. Ik wil zoomin liegen met mijne daden, als met mijne woorden."

»Mettertijd zult gij de noodige dissimulatie aanleeren, zoo ik hope, wellieve Vorstelijke heer!" zeide de Advocaat glimlachend.

»Voor ’t oogenblik geloove ik recht te hebben, zonder veinzen, mijn discontentement lucht te geven. Zet u, mijne heeren! en aanhoort, wat mij gebeurd is, en wat men zich tegen den zoon van Prins Willem onderstaat."

»Het moet zeker iets ongewoons zijn, dat u dus buiten u zelven brengt," sprak Leoninus meewarig.

»Den 13den November 1585 achttien jaar bereikt hebbende, ben ik meerderjarig verklaard, meene ik. Is dat zoo, mijne heeren?"

De beide mannen zagen elkander verwonderd aan; zij wisten niet, waar deze aanvang toe leiden moest.

»Maar dat kan immers niet betwijfeld worden," antwoordden beiden.

»Dus getreden in al de rechten van een meerderjarige, komt mij. als geboren Prins van Oranje en als monbaar der onbeheerde goederen van het Prinsdom, bij ontstentenis van mijn broeder Filips Willem, ook toe, voor de rechten der onderdanen van het Prinsdom Oranje te waken en te spreken?"

»Ik begrijp niet, wie op dat recht zou willen afdingen, of wie het zou kunnen betwisten," sprak Barneveld; terwijl de Kanselier zwijgend, maar met dieper aandacht zich stelde tot luisteren.