Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/235

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XII.
Gideon zal een rustigen dag hebben bij den Kanselier.




»Wel, Gideon! zoo zal ’t dan ditmaal gelukken, dat ik u eens rustig een dag met mij zal houden als vanouds," sprak de echtgenoote van den Kanselier op verheugden toon, terwijl zij den jeugdigen eerwaarde, in de ruime, overwelfde gang van haar huis te ge moet kwam en zijne hand vatte, met eene mengeling van hoogachting en moederlijke teederheid, die wel bewees, dat, ondanks tijd en afzijn en veranderde betrekkingen, hem in haar harte altijd de oude plaats gebleven was. De liefste pupil van haar gemaal was haar altijd als een zoon geweest; en zij begreep niet, dat kindsrechten verliesbaar waren of ooit konden verslijten. En zoo iemand, Gideon had een hart, om dat gevoel te verstaan en te waardeeren; uit zijn antwoord ook blijkt het:

»Mij ook zal ’t een feestdag zijn, waarnaar ik, sinds mijne komst te ’s Hage, steeds met zoet verlangen heb uitgezien…, en nu toch tref ik den Kanselier…?"

»Ik hoop zoo; maar zekerlijk, ’t zal een tref zijn, zoo gij hem langer ziet, dan de maaltijd duurt, want hij heeft het zóó