Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/421

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gelijk in de familie te houden; en zoo staat het dan nog in volle hechtheid, in volle fierheid de torenspitsen opheffend ten hemel als ten getuige van hare piëteit. Zoo staat het dan nog onbewoond, dat is waar, maar niet onbeheerd. Er is nog leven rondom, zoo niet in het kasteel; de bloemperken, de moestuin, de vruchtboomen, alles wordt verzorgd, alles levert nog de gewone schatting.

Aan trouwe handen is de zorg voor dit alles opgedragen; de jachtliefhebbers in de familie komen jaarlijks hun vermaak nemen in de bosschen en vinden er huisvesting; het staat daar niet verlaten, niet verweerd, niet als een huis dat in puin dreigt te vallen. Het blijft voorshands wat het is.

En Westhoven verdient die onderscheiding ten volle. Het verdient die om zijne oudheid, om zijne bekoorlijke ligging, allermeest om zijne historische herinneringen, om zijne merkwaardige lotwisselingen, en bovenal om de vele beroemde personen, die hier korter of langer tijd vertoefden. — Het is om enkelen dezer te gedenken, dat wij de pen opnemen.

Eene uitvoerige beschrijving van het kasteel is weloverbodig. Naar het uitwendige geeft onze titelplaat er een goede voorstelling van; naar het inwendige is het te zeer van onzen tijd geworden om tot eene opzettelijke schildering uit te lokken. Om van de uitgestrektheid een denkbeeld te geven, die het voormaals in zijn vollen bloei en grootheid besloeg, hebben wij maar alleen te herinneren, dat het nu nog bestaande gedeelte slechts een achtervleugel is geweest van het ontzagwekkend geheel.

Of het nu juist zijne stichting dankt aan de Noormannen, die het opwierpen om een versterkt punt te hebben, waar zij zich konden vestigen en verschansen tegen de aanvallen der eilanders, wordt door de oudheidkenner betwijfeld, maar zeker is het, dat de Tempelridders hier eenmaal zetelden en dat zij de ruw opgeworpen sterkte hunner voorgangers (wie het dan ook waren) naar hunne behoeften en naar hun smaak hebben uitgebreid en herschapen, zoodat men hen als de ware stichters en bouwheeren van het kasteel zou mogen aanwijzen.

Zij zullen het er zich »bequem" hebben gemaakt om een germanisme te gebruiken. De Tempelridders waren kosmopolieten. Zij hadden het grootsche in het leven, het forsche zoowel als het bekoorlijke lief in de natuur en in de kunst, en bezaten