Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/425

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

als innig aan elkaar verwant. Wie weet of zij niet, door haar gastheer voorgegaan, den weg zal genomen hebben, die door kreupelhout heen over het duin naar het strand voerde, om er de zon in de zee te zien wegzinken, die, volgens de trotsche uitspraak der Spanjaarden, nooit onderging in hun meesters gebied, sinds Columbus Amerika had ontdekt en Vespuci het voor Kastilië’s vorsten had veroverd.

Arme Johanna, zij droomde toen nog van eene toekomst, waarin al die grootheid de hare zou zijn, en zij geloofde mogelijk nog aan de liefde van den aangebeden gemaal, al was dat geloof reeds geschokt. Gelukkig voor haar, dat de sluier nog niet was opgeheven van die andere toekomst die haar wachtte; de smart, de vertwijfeling, de minnenijd, die tot woeste daden van wreedheid, die tot waanzin vervoerde; de gevangencel aan het eind van dien lijdensweg, waar de hardheid en dweepzucht van een onnatuurlijken zoon haar prijsgaf aan vernederingen en mishandelingen op haar toegepast onder het voorwendsel van godsdienstijver!

Arme Johanna!… maar op Westhoven mocht ze nog zorgeloos genieten van het vorstelijk onthaal dat haar gewerd.

Hoeveel omslag van edelen en volgelingen zulk een vorstenbezoek ook medebracht, Westhoven was, zooals gezegd is, ruim genoeg om allen naar rang en staat te huisvesten, en toch vond Matthias van Heeswijk, die Floris van Schoonhoven opvolgde, nog lust en gelegenheid om het kasteel te vergrooten en te verfraaien, zoo zelfs, dat Nicolaas de Castro na hem tot de waardigheid van Middelburg’s abt verheven, er weinig of niets meer te doen vond op dit punt, en toch ook hij rustte niet voor hij het zijne had gedaan, om het uit- of inwendig te verrijken en te versieren. Hij noemde Westhoven zijne lustwarande, en had de voldoening er in 1515 den jeugdigen Karel van Oostenrijk (de Gentenaar bijgenaamd, naar de Vlaamsche hoofdstad, waar hij geboren werd) met zijn gouverneur en talrijk gevolg van Vlaamsche en Bourgondische heeren te ontvangen. Aan feest. en jachtpartijen te zijner eer, zal het wel niet ontbroken hebben, en het onthaal, dat er hem gewerd, was den prachtlievenden en tafelweelde minnenden vorst zoo goed in ’t geheugen gebleven, dat hij zijn bezoek nogmaals kwam herhalen, toen hij reeds Karel V was geworden, koning van Spanje en keizer van het heilige Room-