Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/433

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waardig zijns weegs ging, en aan ’t gevaar ontkwam, daar de bende hem niet nazette. Zij vermoedde zeker niet dat de man, die daar zoo zonder vrees, als zonder haast, het kasteel verliet, nadat hij met hun aanvoerder gesproken had, juist de persoon was dien zij zochten, en deze aanvoerder zelf wist niet te zeggen welke verbijstering hem had aangegrepen, dat hij als roerloos aan den grond genageld, door wenk noch gebaar den moordenaars hun slachtoffer had aangewezen, dat hij hem had laten ontkomen. Hij had niet kunnen zeggen hoe en waarom; nu het gebeurd was zal hij zich wel gewacht hebben van zijne onhandigheid, zijne achteloosheid bekentenis te doen, maar met des te meer ijver en verbittering zich met de zijnen hebben gewroken op hetgeen zich verder in het slot liet vinden. De geheele huizinge werd geplunderd, en al wat niet prijs werd gemaakt, moest worden vernield. Ongelukkig had de Villiers vrouwen kinderen moeten achterlaten. Zoo hij hoopte dat men dezen het leven zou sparen, had hij zich niet misrekend, maar men liet hen ook niets dan dat. Zij werden onbarmhartig geplunderd; men liet hun zelfs geen voegzaam kleedingstuk. Vrouwen zeven kinderen werden tot op het hemd toe uitgeschud, als weerloos vee ter poorte uitgejaagd, en toen een dier kleinen nog een brood gegrepen en verborgen had onder het hemdje, werd ook dat losgescheurd en vaneengereten, om hun zelfs die bete broods te ontnemen. Er bestaat een vermoeden dat die Le Vasseur — alleen vervolger in schijn, vriend in der daad — dus heeft moeten handelen, om zijne bloeddorstige metgezellen ten minste eenige voldoening te gunnen. Maar zou een vriendenhart zich niet over de kinderen hebben erbarmd, en hen naakt uitgeschud, zonder voedsel en zonder dak, hebben weggedreven? Veeleer kan men aannemen, dat hij wel degelijk met kwade intentie gekomen, door den indruk van de Villiers\’ persoonlijkheid overheerscht, zelf niet heeft geweten wat hij in dien oogenblik wilde, door iets, sterker dan hij, van zijn moordplan heeft afgezien, maar vrouwen kinderen van den vluchteling sparende, dezen toch niet tegen slechte bejegeningen heeft kunnen of willen beveiligen.

Wat daarvan ook zij, de Villiers schreef zijne wonderbare redding toe aan de hulpe Gods, en op dien steun en leiding gerust, sloeg hij opnieuw met de zijnen den weg der ballingschap in. Een balling als deze kon zoomin verlaten worden als vergeten