Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/440

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

werd uitgesproken, ontbrak het niet aan tal van beschuldigingen, van de hatelijkste aantijgingen tegen den persoon en de handelingen des Prinsen; hij werd getroffen, niet slechts in zijn openbaar leven als ketter en oproerling tegen den Koning, maar ook in zijn karakter als mensch, als echtgenoot, in zijne bijzondere familieomstandigheden.

Oranje had dien banvloek, als uitgaande van een vorst met wien hij in openbaren oorlog was, zeer goed onbeantwoord kunnen laten, en was aanvankelijk ook gezind daarop te zwijgen, maar de Staten van Holland en Zeeland, die hem voor hun stadhouder hadden gekozen, en die niemand liever dan hem zelf aan het hoofd van de Geuniëerde Provinciën wenschten gesteld, achtten er des Prinsen eere mede gemoeid, zoo hij er op zweeg; meenden zelfs dat de hunne er door gekwetst was, als met de zijne vereenzelvigd, en stonden er op dat Oranje zich in een openbaar geschrift verdedigen zoude tegen des Konings aantijgingen. Het stellen dier verantwoording nu, werd aan de Villiers opgedragen, die er zich van kweet op eene wijze, waaruit zijn afkeer voor halve maatregelen duidelijk bleek. Het was geen schot in de lucht, geen degenstoot in het water, maar een pleidooi, waarbij de beschuldigde niet slechts de beschuldiging verre van zich afwierp, maar tegelijk met veel tact en behendigheid de aanklacht omkeerde en op den klager overbracht.

Had Filips getracht een vlek te werpen op het bijzonder leven van Willem, in de verantwoording werd de chronique scandaleuse van des Konings handel en wandel als echtgenoot en vader blootgelegd; het was waarlijk oog om oog, en tand om tand. Had Filips Oranje aangewezen aan de gansche christenheid als aartsketter, ondankbare hypocriet, oproerling, vredeschenner, hem de schuld gevende van al de jammeren en ellenden, al de gruwelen en verwoestingen in den heeten vrijheidskrijg gepleegd; de verantwoording stelde den Koning ten toon voor diezelfde christenheid, als de hoofdoorzaak van al dit kwaad, als de despoot die den eed had gebroken, waarop het volk hem ter goeder trouwe als Hertog en Heer had erkend, die zijne plichten had geschonden, het vertrouwen en de gehoorzaamheid der onderdanen had verbeurd, en die zijne ongerechtigheden als vorst kroonde door zijn wangedrag als echtgenoot, als vader, als bloedverwant. In één woord, waar Filips voorgaf het zwaard der gerechtigheid