Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/528

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

niet vreemd dat officieren en krijgsvolk naar deze zijde hun wandelrit uitstrekken!"

»Ja! maar ziet gij wel hoe ze naar ons omkijken?"

»Een Zeeuwsche wagen, met de livrei der Prinses van Oranje, moet voor die heeren een vreemd verschijnsel zijn…"

»Dat is zoo, maar toch,… Zult gij op uwe hoede wezen en geene onvoorzichtigheid begaan?"

»Wees er gerust op, mevrouwe, un homme averti en vaut deux, en… aan de waarschuwing hapert het immers niet," had de Villiers er willen bijvoegen, maar de paarden vonden goed hem niet te laten uitspreken; zij toonden hun ongeduld zoo duidelijk door stampen en het schudden met de hoofden, dat de Villiers het teeken gaf om op te rijden. Louise wuifde hem nog met de hand eene laatste groete toe.




De predikant der Waalsche gemeente te Middelburg, Louis d’Outreleau, was ernstig ongesteld geworden, en bezwaard hoe hij eene weekbeurt bezet zou krijgen, die reeds den volgenden dag moest vervuld worden. Hij deelde zijne verlegenheid mede aan Pierre l’Oyseleur, Heer van Villiers en van Westhoven, met wien hij op vriendschappelijken voet stond, in de hoop dat deze zelf den liefdedienst op zich zou nemen. De Villiers, hoewel daartoe gezind, moest eene voorwaarde stellen. Hij wenschte den dag, of althans het uur verschikt te zien, omdat hij ongaarne zonder ernstige voorbereiding optrad, en daar heen en weer schrijven, terwijl de zieke kennelijk niet dan met moeite zijn briefje had samengesteld, ongeraden was, en slechts oponthoud zou veroorzaken, besloot hij zelf naar Middelburg te gaan, om met d’Outreleau de zaak te bespreken, en den nacht ten huize van zijn schoonzoon over te blijven, om zoo min mogelijk tijd te verliezen, en zijn gezin gerust te stellen dat hij niet bij avond door weer en wind langs een slechten en donkeren weg zou terugkeeren. Waarschijnlijk duchtte zijne familie voor hem geen andere gevaren in dezen, daar hij, om de zijnen niet nutteloos te ontrusten, de waarschuwing der Prinses verzwegen had. Zoo hij zich die nu herinnerde, en daarnevens zijne belofte om niet zonder noodzakelijkheid Westhoven’s grondgebied te verlaten, kon