Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/80

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ontzet uit mijn ambt zal aanbrengen; toch zegge ik u, zoolang ik dat houde, zal ik het oefenen zooals ik meene te behooren, en zal ik niet toelaten, dat mijn pupil door ontijdigen dwang en onverstandige mesures geleseerd worde in zijne jeugdige fierheid en verlokt tot schuldigen wederstand! Daarom, mijnheer, zie gij voor u toe wat gij doet, ik zal mijn last aan Hendrik Prouninck niet wederroepen."

»Gij triomfeert al zoo voor ’t oogenblik!" riep Amelis nu luid en in drift. »Ik zal den jongen Graaf laten blijven waar hij is, en zoo lang als hij en gij zelf zult goedvinden; want ik weet al te wel, dat het tevergeefs zou zijn in dezen volgzaamheid van hem te wachten, als gij niet verkiest daartoe mede te werken," eindigde hij mat en bijna moedeloos onder zijne nederlaag.

»Ik hoop mede te werken tot iets beters, mijnheer, dat u als mij wenschelijk zal voorkomen, namelijk daartoe, dat de jonge Graaf u morgen de behoorlijke excuses zal maken over het gebeurde," sprak de la Rivière hoffelijk.

Amelis Alartsz kleurde en zag voor zich neer als verlegen met zijne houding. Na al den gloed zijner verbolgenheid vruchteloos te hebben uitgeworpen, was hij zijne kracht kwijt. Hij nam den arm van zijn zoon, als had hij behoefte aan steun, en scheen willens zich naar buiten te begeven, Voor hij wegging zeide hij alleen, half met ironie, half met onderwerping tot den gouverneur: »Gij zult het immers goedvinden monsieur de la Rivière, dat ik schikkingen ga maken voor ons vertrek?"

»Doe daarin naar uw welgevallen, mijnheer! ik ben geheel tot uwe orders," hernam deze, en zich naar Hendrik keerende, vroeg hij hem, of hij gereed was te gaan, en beval hem daarop dringend de meeste discretie aan, over het voorgevallene tegenover den jongen Graaf.

»O! wees gerust, mijnheer," zeide Hendrik met een zwaar moedigen glimlach, »wat zou het zijn zoo mijn broeder en ik niet wisten te zwijgen in ’t belang van onzen jeugdigen Heer en vriend, dit is immers de eerste strijd niet die er gevoerd is ge worden om zijnentwille in onze tegenwoordigheid!"

»Gave God dat het de laatste mocht zijn!" verzuchtte de la Rivière, terwijl hij Hendrik de hand drukte tot afscheid.

Die wensch zou wel niet verhoord worden; er waren te veel elementen van strijd voorhanden, en hoewel de overwinning na