Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/81

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

iedere schermutseling bijna altijd aan de partij was, die wij nu zien ze gevieren, verzekerde zij deze nimmer van eenig duurzaam voordeel, en allerminst van hetgeen het noodigst was: besliste oppermacht. De lezer heeft het begrepen. De raad van opvoeding, ten behoeve van den jongen Graaf samengesteld, was niet homogeen, zooals men het in onzen tijd zoude aanduiden, integendeel, nimmer kon de zorg en de leiding van een jeugdig edelman zijn toevertrouwd aan meer heterogeene personages, dan aan den bekrompen, kortzichtigen, oploopenden, en toch eigenlijk zwakken Burgemeester Amelis Alartsz en den schranderen, onverzettelijken Franschen edelman, die juist met alle krachten en gaven in ruime mate was toegerust, welke den eerste ontbraken, en die den vasten wil had om ze aan te wenden bij de opleiding van Floris, met al de omzichtigheid en al de kieschheid, die de kunstenaar in acht neemt bij een werk, waarin hij zijn meesterstuk hoopt te groeten. De overige leermeesters, die wij reeds hebben voorgesteld of nog zullen opvoeren, hadden geen beduidenden invloed, maar zij hadden toch hunne opiniën en hunne eigene inzichten van hun plicht, hetgeen maakte dat zij nu eens partij kozen bij de twisten der twee strijdende machten, dan we der zich vereenigden tot bemiddelaars eener verzoening, die hun zelden van twee kanten dank en eere bracht; want de Burgemeester vatte eens vooral verdenking op tegen elk, die het niet met hem eens was. En bij zulk eene zonderlinge samenvoeging van personen kwam nog eene gevaarlijke verdeeling van macht, die de disharmonie nog scherper deed uitkomen, zoodat men tot de vraag is gerechtigd, of zij, die deze groepeeringen hadden daargesteld, wel allereerst en meest de ware belangen van den jeugdigen grafelijken erfgenaam hadden geraadpleegd. Men kan niet nalaten zich te verwonderen, dat de Graaf van Culemborg, nu hij eens de keuze had gedaan van een man als de la Rivière, dezen niet liever alleeniglijk, en bij uitsluiting de opvoeding van zijn zoon had toevertrouwd (al maakten dan ook verschillende vakken van onderwijs meerdere leermeesters noodzakelijk) dan nog nevens en boven hem te stellen een burgerlijk ambtenaar, zeer weinig voor zulke hachelijke stelling geschikt door zijne persoonlijkheid, en wiens tusschentreden niet anders kon, dan die eenheid van wil en gezag verbreken, die zoo onmisbaar moet zijn bij eene opvoeding.