Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/101

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bepaald het Oostenrijksche huwelijk wenschte; maar hij wist, dat Karel daarna hemel en aarde, schuldig en onschuldig, al wat hem omringde of nabij kwam, de schuld zou geven van wat hij zelf in dollen overmoed had vergooid.

De Graaf van Varnemburg had onder die afleiding ook tijd gehad om te bedenken, hoe zijn Meester, die de Keizerlijke eere zoo weinig achtte tegenover zijn persoonlijk belang, het hem tot fout kon aanrekenen, dat hij de kunst van achteruitgaan om beter te springen niet had in het oog gehouden; en hij begreep, dat toegevendheid nog niet schaden moest, zoolang er niet werkelijk gegeven werd.

»Uwe Doorluchtigheid geeft eene andere uitlegging aan mijne woorden, dan de bedoelde. Het was niet volstrekt de priesterlijke inzegening van de gezegde verbintenis, die als waarborg wordt geëischt, het is alleen eene meer vaste, meer bepaalde verzekering van haar kant, eene vormelijke en wettige verloving bij voorbeeld, waarmede mijn Hof zich tevreden zou houden…”

»Tot na de kroning, niet waar?” viel Karel in, en haalde zwaar adem, als iemand, die, na half verstikt te zijn, opnieuw moed schept. »En dat voegt ons uitnemend, want de vele kosten, die deze veroorzaken zal, heeft onze schatkist en de beurs onzer onderdanen te veel geledigd, om tegelijk zoo kostbare feesten te vieren als die zijn moeten, wanneer eene dochter van Bourgondië aan een zoon van Oostenrijk wordt ten huwelijk besteed; daarbij eischt haar uitzet onze zorge; wij zullen nieuwe beden moeten doen, en het is zaak, dat wij te dier gelegenheid in ons Koninkrijk terugkeeren… Daarbij zijn de toekomstige echtgenooten nog van teêren leeftijd. De Aartshertog is…”

»Achttien jaren reeds! en prinses Maria immers zestien?” riep deze met eene drift, waarover de Hertog glimlachte.

»Ik begrijp dat ongeduld,” sprak hij; »ik was zoo oud toen ik den slag bij Montl’hery won. Wij willen intusschen veel doen, om dat wachten dragelijk te maken. Ziehier reeds een brief van Maria, in antwoord op het schrijven van den Aartshertog.” En hij wierp den Baron een brief toe. »Wij hebben dien gelezen en ons zegel daaraan gehangen ten blijke van toestemming.”

De verzoeking om zijn incognito te schenden was voor den Prins te sterk; ook greep hij haastig naar de rol, die hij ont-