Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/143

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en wel eerlijk voorkomt, Nu, de wensch is verschoonlijk en kan voldaan worden.” Hij stond op en voerde haar ter zijde af naar eene tafel, nam een zijden doek weg, die er over uitgespreid was, en vertoonde haar eene kostbare koningskroon van het allerkeurigste goudsmeêwerk en met edelgesteenten van zeldzame grootte en waarde ingezet. De schepter en het rijkszwaard lagen er nevens, Maria prees den smaak, de bewerking, den rijkdom, met de belangstellende bewondering van wie edelgesteenten wist te waardeeren; daarop bleef zij haar nog eene wijle nadenkend aanzien, terwijl zij het sieraad als op de handen woog; toen legde zij het terug op het weeke fluweel, waar het op gerust had, en zeide als bij zich zelve: »’t Is blinkend, maar ’t is zwaar… te zwaar om alleen te dragen…”

»God zij hem genadig, die mij daarin steunen wilde;” sprak Karel met drift; »wie naar zoo iets grijpt moet geen steun noodig hebben, zelfs niet van de Heiligen des Hemels!”

»Vader!”

»Nu ja, het woord is gezegd;— de dwepende huichelaar, Lodewijk, zou nu reeds op zijne knieën liggen; wij hopen, dat wij voor de Lieve Vrouwe en Mijnheer St. Joris genoeg hebben gedaan, dat zij ons eene voorspraak zullen wezen zoo het zonde was.”

»Of zij den Hertog van Oostenrijk zoude passen?” hernam Maria half voor zich zelve, nogmaals een blik op de kroon werpende.

De Hertog was willens te antwoorden, toen de Sire Chateau-Guyon, te dezer tijde Groot-Kamerheer van den Hertog, en dus de éénige, die recht had onaangemeld binnen te treden, kwam aankondigen, dat de Aartshertog twee van zijne Edellieden had gezonden, om naar den welstand der jonge Vorstin te vragen, met de bede, dat het hem geoorloofd mocht zijn een bezoek bij haar af te leggen.

»De Jonkvrouwe van Bourgondië is te zeer vermoeid van de reis, om heden een bezoek te ontvangen,” gaf Karel ten antwoord. »Na de plechtigheden van morgen, gedenken wij de verloofden elkander voor te stellen; zeg hun dat, Messire!…”

Louis de Chateau-Guyon was in het belang der Fransche partij; hij boog zich dus alleen statig met een glimlachje, zon-