Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/145

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mede hij gewoon was al sprekend te spelen. Alle voorzorgen, die bewezen, dat hij zich zelven wantrouwde; daarop naderde hij Maria opnieuw, ging weêr zitten, hief haar op en sloeg zijne beide armen liefkoozend om haar heen.

»Lief kind!” »vroeg hij, »waar waren wij toch? Ik wilde u niet verschrikken, bij alles wat mij heilig is; ik heb u lief en wil u een genadig vader zijn te allen tijde; maar gij weet, ik kan mij slecht verdragen met weeke schreisters. Ik haat die van uw geslacht zijn om dat eeuwige beven en krijten; gij placht er voor dezen vrij van te wezen. Blijf dat nog verder en vooral nù, want ik heb ernstige dingen met u te bespreken, waarnaar gij moet luisteren zonder vrouwengrillen, die mij licht in gramschap zetten; en ik zou niet, om alles in de wereld niet, willen woeden tegen u. Gij hebt geene moeder, kind!— die van York reken ik niet, — en ik heb zoo goed ik kon hare plaats vervuld, terwijl ik bezigheden had zoovele en zoo gewichtige, waarvoor andere Prinsen hunne kinderen gewoon zijn te verzaken. Daar is Mijnheer van Frankrijk, die zijn zoon in gebrek en lagen staat houdt, en zijne kinderen liever zou willen dooden, dan eenige vrijheid geven in zijn land; daar is deze zelfde jongen, uw Duitsche verloofde… Maar genoeg, was ik niet een goed vader? en wilt gij mij hierin gehoorzamen, dat gij eene mannelijke Jonkvrouw zult zijn?”

»Ik wil uwe waardige dochter zijn,” hernam zij met eene bewogene stem, want zijne zachtheid roerde haar diep.

»Gij zijt zestien jaar,” ving hij aan, »en wel rijp genoeg van begrip om te hooren wat ik meen te zeggen. Gij zijt eene groote vorstendochter, en geboren om over vele volken te heerschen, en, zoo het Gode belieft, zijt gij tot nog hoogeren staat bestemd, dan gij er nu de verwachting van hebt. Daartoe werkt uw vader; daartoe verkort hij den slaap zijner nachten en de geneugten van zijne dagen; daartoe brengt hij den barren winter door onder den blooten hemel, met geene betere beschutting, dan het luchte tentdoek, daartoe verschroeit hem de zomerzon het aangezicht, als ware hij een gemeene lansknecht, terwijl gij in vrijheid en in vroolijkheid de zoete liefelijkheden des levens geniet, zonder bekommering. Maar eene Vorstin heeft ook plichten… De uwe zijn, uw Heer en Vader te gehoor-