Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/185

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XIII.


»Mevrouw de Chanteraine! Mevrouw van Hamelin! laat mij schielijk toe bij de Aartshertogin!”

»Het is het uur niet meer, Jonker! Mevrouw is na het avondmaal dáár binnengegaan!” antwoordde de laatste driftig, en zij wees op eene kunstig gebeeldhouwde deur, die van een bidvertrek.

Maar de andere dame riep meer levendig: »Bij alle Heiligen! mijn Jonker van Geldre! wat voert u dus onverhoopt en te ontijd hierheen — ”

»Stil, stil! schoone dame! gij hebt alle lieden van het slot niet om ons heen te roepen, als wij komen heimelijk en in haast, om een vertrouwd woord te spreken met onze welbeminde vrouwe!” sprak, in de plaats van den jongen Karel van Gelder, een man, die na hem binnentrad en rechtstreeks den weg nam naar het bidvertrek, dat Heilige der Heiligen van eene vrouw uit de middeleeuwen.

Maar die stem was ook dáár gehoord, en de verraste edelvrouwen hadden niet meer noodig, den komende bij hare meesteres aan te dienen, want reeds opende zich de deur: eene kleine blanke hand hief bevallig het tapijtbehangsel op en Maria van Bourgondië neen, beter nu, de Aartshertogin van Oostenrijk, vertoonde zich op den drempel.

»Maximiliaan, mijn lieve Heer! hoe groote vreugde gewordt mij nog zoo spade!” riep zij met eene verrukking, die zij niet noodig vond onder eenige hoofsche deftigheid te verbergen. En nog eer zij een stap vooruit konde doen, hem tegemoet, was hij reeds bij haar, en hield haar in zijne armen, terwijl hij haar zachtkens voortschoof het bidvertrek in. Slechts even zag Maria om en. zeide glimlachend tot Mevrouw de Chanteraine: »Nu