Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/118

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kelijke scheiding der personen, dus op het volslagen isolement der Koningin.

Bij eene Vorstin van een edel, open karakter, die gewoon was in alle zaken en te allen tijde den koninklijken, openen weg te gaan, en die zich de harten van wie met haar waren had weten te winnen door innerlijke aansluiting, zoodat volkomen samenwerking bestaanbaar was, zou ontstemming der gemoederen altijd slechts eene voorbijgaande wolk zijn geweest, maar geene wolkbreuk; maar, als men weet, dit geheim verstond zij niet; wel had zij in den beginne menig voorbeeld gegeven, hoe zij de vrienden harer kwade dagen na eigene uitredding vergat, en dat had menig edel en hooghartig gemoed reeds in vroegere dagen van haar verwijderd; maar te beter verstond zij die luimige wisseling van vertrouwen en argwaan, dat geven ter eener zijde om ter andere weêr terug te nemen, dat wankelen en aarzelen, alsof ze altijd verraad vreesde, terwijl zij ontrouw uitlokte: alles met én woord wat Richelieu’s plannen zoo machtig in de hand werkte. Zoo waren er reeds vele prinselijke heeren en vrouwen vroeger met haar naar Blois geweken, later met haar naar Brussel gevlucht, die sinds lang niet meer tot hare partij behoorden en openlijk met haar gebroken hadden, zonder zich daarom met den Kardinaal te willen verzoenen. Deze, als de Hertogin de Chevreuse, de prins de Condé en meer anderen waren dan ook te Brussel gebleven, en ontrustten de: regeering van Richelieu op hunne eigene hand; ook van hooge afkomst en vermaagschapping waren er nog met haar aan de verleidingen ter prooi, die wij boven beschreven. De Markiezin de Sour.diac was eene van hen, die er onder bezweek; zij had onderhandeld met Richelieu over de voorwaarden van haar terugkeer naar Parijs, en de Kardinaal had ze schitterend gemaakt; maar de diensten die hij eischte, waren niet gering. Monsignore Fabroni, als haar landgenoot inniger nog dan de Fransche edellieden aan Maria de Medicis gehecht, en door haar ook hooger onderscheiden, was niet van hare zijde af te trekken, noch door beloften, noch door bedreigingen, noch door list; de Kardinaal had de zekerheid dat hij onomkoopbaar was, en zich zelfs niet misleiden liet door dien schijn van glansrijke aanbiedingen, waarin Maria zelve scheen begrepen te wezen, hetgeen de ontrouw rechtvaar-