Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

indien zij nog slechts zooveel geleide met zich gehouden had, om voor haar rang te getuigen… en daar Richelieu dit vreeselijk werk harer volkomene vernietiging reeds in 1642 voltooid had, is het hoogstwaarschijnlijk dat hij niet tot 38 zal gewacht hebben om het aan te vangen, en wij hebben groot recht, uit hetgeen er met de bekende historische personaadjen in dit opzicht is geschied, te besluiten wat er onder de minderen in rang en bekendheid zal zijn omgegaan.

De draden nu, die ik bedoel, waren vooral de personen van het geleide der Koningin, lieden van geboorte, van rang, sommigen zelfs nog van eenige fortuin, onafhankelijk van die, welke zij met hunne verwijdering uit het vaderland verloren hadden, waar de Minister hunne ambten vergaf, hunne goederen verbeurd verklaarde; want allen hadden eenigen invloed, sommigen zelfs een beteekenenden invloed, door de verbintenissen met eene der onvergenoegde partijen, allen hadden betrekkingen, hetzij door verwantschap of door overeenstemming van gevoelens, en al die samengeschakelde belangen waren als zoovele draden (wij gebruiken nog weêr het duidelijkste woord), die Maria zelve aan Frankrijk verbonden, en waarlangs zij met allen, waarmeê ze wilde, verbintenissen kon onderhouden, of aanknoopen, en waarmeê zij de nieuwe intriguen kon afwerken, die zij onvermoeid uitdacht, of die anderen voor haar uitsponnen; weefsels, ’t is waar, die Richelieu altijd als spinrag verbrak met de enkele aanraking van zijn machtigen vinger, altijd tot schade van de kleine vliegjes, die er zich reeds in verward hadden. maar die ook met het onuitputtelijk geduld en de onverminderbare stoffe door de vlijtige weefster werden hervat, bij de eerste kans om ze weêr aan te hechten. Hierin moet men den Kardinaal gelijk geven; daar was geen afdoende maatregel tegen te stellen, dan die draden zelf in handen te nemen, en ziehier wat hij beproefde: Maria af te zonderen van de lieden, in wier midden zij zich bewoog en die het nauwst aan haar verbonden schenen, hetzij door ze te maken tot zijne werktuigen, of door wantrouwen, twist en tweedracht te verwekken tusschen haar en hen die getrouw waren gebleven; het kon niet anders of dit moest leiden tot eene verdeeldheid van belangen, bejagingen en handelingen, die uitloopen zou op wer-