Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/138

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wij storen, geloove ik, Uwe Majesteit, die gewoon is op dit uur hare wandeling te maken… en ik acht mij dus verplicht een bezoek te bekorten, dat ik toch zoo gaarne… nog ietwat had gerekt.

— Wij hebben ook nog te weinig het genoegen van uw bijzijn gehad, dan dat het ons nu niet al te groot verdriet zou geven, u reeds te zien gaan, sprak Maria hoffelijk.

— Maar om niet eene gewoonte Uwer Majesteit te storen, zoo wij haar mochten vergezellen op die wandeling…

— Ik zal dat niet toestaan, Mevrouw! na uw rid van Rijswijk tot hier toe, moet Uwe Hoogheid behoefte hebben aan meerder ruste. Ik zelve voel mij ietwat onlustig sinds gisteren, en houde liever mijne kamer, hetgeen niet belet, dat mijne dames en de personen van uw gezelschap, zonderling de jeugdige Prinsessen en de cavaliers, hun vermaak kunnen nemen in de lanen van het park en in de volschoone wandelplaats, die dit lusthof in zijne muren besluit; onderwijl wenschte ik Uwe Doorluchtigheid ’s gezelschap en dat van Hare Majesteit van Bohemen voor mij zelve, en zij gunne mij haar ter verfrissching van de confituren te doen aanbieden, waar Mijneheeren van de Oost-Indische compagnie mij van voorzien hebben in uitnemend; fijne schalen van Japansch porselein.

Dit voorstel werd, als men denken kan, door beide Vorstinnen met genoegen aangenomen, want de Koningin Elisabeth had in het bijzijn van ’t gevolg niet naar tijding van haar broeder durven vragen, uit vreeze dat er een antwoord volgen mocht, waaruit, ten aanhoore van zoovelen, de moeielijke verhouding van dien Koning tot zijn volk en de volksleiders mocht doorschemeren, en het had tegelijk het zeldzaam voorrecht van alle personen, die aanwezig waren, een geheimen wensch te vervullen; De Heeren, de jonge Prinsessen, allen verlangden naar de vrijheid, die de wandeling in de ruime lucht hun bieden kon, vooral sinds de eersten begrepen, dat het oog der vorstelijke moeders niet over de prinselijke dochters zou waken; en het gevolg der Koningin Maria, had ook zijne redenen, om eigene wegen te gaan, of zich buiten de tegenwoordigheid der Vorstinnen, met de jonge cavaliers en dames te onderhouden.

De Prinses dan ontdeed zich van haar overkleed en van haar