Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de konstenaar denkt als ik, en zag liever zoo scherpen en zoo fijnen blik als den uwen niet op zijn arbeid vóór hij daaraf bij zich zelven meer voldoening heeft.

De Prinses voelde zich wat gegriefd en zelfs wat verslagen door dit antwoord.

— Ik hoop toch niet dat Uwe Majesteit mijne vurige begeerte als een onbescheiden dringen zal opnemen; sinds ik besloten ben den schilder daarvan eene kopie te vragen, met vergunning Uwer Majesteit, moge mijn verlangen de schilderij te zien verschoonlijk zijn — zij het dan ook voorbarig…

— Mevrouw heeft zich gansch niet te excuseeren, alleen is ’t mij leed dat ik dit hoffelijk verlangen niet kan voldoen; maar… de afspraak met den schilder, en… de kleine ijdelheid, om ook zelfs in beeltenis niet, dan met goed gelaat door Uwe Hoogheid gezien te worden… maakt dat…

Amalia, zelve niet zonder zulke ijdelheid, achtte werkelijk die reden geldig, en om haar verlangen op te geven, zonder luim te toonen, antwoordde zij:

— Uwe beeltenis is wel zóó diep en zóó volmaakt in mijn hart gegrift, dat ik geenszins eenig conterfeitsel zou behoeven, en dat nooit eenig conterfeitsel, zelfs niet een door onzen Honthorst, mij dat beeld dus liefelijk zal kunnen wedergeven als het hier is ingeprent; maar de konstenaar zelf zal zich doch wel willen toonen, vervolgde zij met een glimlach: — in vele dagen zag ik hem niet en ik neem er altoos groot vermaak in, mij met hem te onderhouden… en ziende dat Maria’s gelaat op nieuws betrok, vervolgde zij:

— Uwe Majesteit is toch wel met hem tevreden, en voldaan over zijn arbeid als over zijne manieren en gedragingen; hij was mij bekend als een degelijk en welverstandig man; zonderdat had ik hem Uwer Majesteit niet aanbevolen.

— O! zeker, zeker, en hij doet die aanbeveling als die goede faam recht! hernam Maria; alleen hij is op dit oogenblik niet hier, hij heeft verkozen zijne tafel te hebben buiten het kasteel… en hij wandelt doorgaans naar Naaldwijk, somwijlen zelfs tot Delft, waar hij dan overnacht…

— Ja, dat is wel onze Honthorst, hij moet zijne eigene wegen gaan, wij zelve zouden hem daarin niet gaarne storen… maar