Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/192

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Ridder! er zijn redenen, waarom ik zeer naar het verdere verlang, zou ’t u believen voort te gaan?

— De Kardinaal wilde mij eerst bij den Koning de rol laten spelen van Luynes en den Markies de Barabas, die nu Mijnheer de Cinq-Mars zoo schitterend vervult; maar als men zoo hoog wil staan, achte ik dat men vaster moest staan, dan de Koning het zijn gunstelingen toelaat, en ik verkoos niet eene wijl blinkende ster te zijn om welhaast te verschieten, en ik nam liever de plaats, die mij geboden werd in het huis van Monsieur .

— Maar ik heb wel gehoord, dat het lot van de vrienden des Hertogs van Orleans niet zooveel veiliger is dan dat van de vrienden des Konings.

— Minder veilig, Mijnheer! veel minder veilig! alleen ik werd daartegen behoed door geheime voorzorge… ik wist de vriendschap van den Kardinaal te behouden, terwijl ik vriend en vertrouweling werd van Monseigneur Gaston.

— Mijnheer de Ridder! gij gaaft dáár blijke van zeer zeldzame behendigheid, sprak Honthorst met wat ironie, want hij was overtuigd dat alleen verraad en bespieding zulke uitkomst konden daarstellen.

— Wat zal ik u zeggen… ik stelde meerbelang in Frankrijks rust en in die van den Koning, dan in het welgelukken der hersenschimmige plannen in het hoofd van den Prins opgekomen, of liever in dat van den Maarschalk d’Ornano, zijn opvoeder en den grooten leider zijner daden. Ondanks al zijne wisselingen en lotwendingen, bleef ik Gaston ter zijde, en mij dankt hij het, dat hij nog leeft en betrekkelijk vrij is, want ieder zijner luchtkasteelen hielp ik instorten, vóór hij eigenlijk aan ’t bouwen was, en de Koning had hem niet kunnen sparen, zoo sommige zijner plannen tot de rijpheid der uitvoering waren gekomen; maar eene ongelukkige botsing van ons beider hartstocht op hetzelfde voorwerp, en waarbij de dame mij gunstiger bleek dan hem, maakte Gaston voor al het overige blind. Hij wendde zich tot den Koning en begeerde niets minder dan mijn leven in ruiling van het gestolen hart… als ik u nu zeg dat Monsieur zeer goed wist wie ik was, dan zult gij begrijpen dat dit blijk van broederlijke liefde mij verder van iedere verplichting ontsloeg. Intusschen zijn goedhartig verlangen vond geen gehoor; de Kardinaal