Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aanvallers, maar evenmin in het mijne, omdat die niet geheim bleef; een van die triumfen kostte een jongen edelman van de Koningin het leven… en… ik zou daarvoor het mijne hebben moeten afstaan, zoo vrijwillige verbanning mij niet had gered… en nog iets… de ongelukkige verhouding der Koninginne-moeder met haar zoon, hetgene maakte, dat de vijandschap van Bassompierre mijne gunst werd bij den Koning en bij den Kardinaal! daarbij kwam nog, dat ik in ’t voorbijgaan allerlei kleine en groote geheimen had opgevangen, die hun wicht aan goud wogen bij een eersten Minister als Richelieu, en een Koning als onzen genadigen Heer Lodewijk XIII, en die toevallige kennis werd mij als degelijke verdienste toegerekend…

— Vergeef mij, edele Heer! maar mij dunkt, de zoon van uw vader had zijn land op andere wijze voegelijker gediend!

— Hoe gij waar spreekt! riep de jonge man opeens met een gloed van schaamte op ’t voorhoofd, terwijl zijne oogen glinsterden van een helder vocht; alleen bedenk hoe ik werd opgevoed, hoe iedere ingeving van een edel gemoed met straf en smaad werd uitgebluscht, hoe ik mij zelfs niet eens een denkbeeld kon vormen van een anderen cirkel, dan dien, waarin men mij rondvoerde. Ik beken dat ik nooit op andere wijze goed en kwaad heb leeren scheiden, dan door het nut of de schade, die de dingen aanbrachten, en de winst of het nadeel dat men er van wacht.

— Maar nu toch, Ridder! nu toch, hebt gij dien geest der onderscheiding gekregen?

— Ja, tot mijne groote spijt! want ik ben niet meer bij machte daarmede nu mijn voordeel te doen.

— Dat is wel zeer klagelijk, Mijnheer de Ridder!…

— Lacy! mijn brave konstenaar! zoo is het nu eenmaal; laat klaagtonen rusten, en daarbij, ik ontaard niet zoover als gij denkt, mijn koninklijke vader was een lief hebber van valsch spelen, hetzij in de politiek, hetzij met den teerling! en ik… speelde niet eens valsch, ik veranderde slechts van partij, iets waarvan hij mij ook het voorbeeld had gegeven…

Honthorst wist niets te antwoorden aan den zoon, die me zulk eene mengeling van spot en loszinnigheid zich op zulk een vader beriep; hij zeide alleen: