Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/194

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Zooveel avonturen omgaan! En hij is er wel de man voor zich er onbesuisd in te storten, en zich wat rouwen onhandig te gedragen, als hij er in is; ik spreek hier met kennis van zaken… maar toch kan hij redenen hebben om de vrijheid verkieslijk te vinden, en als gij dat even verkieslijk mocht achten als hij zelf… ik ben, zoo gij ziet, in kerkers gewoon; die van de Prinses van Oranje op Honselaarsdijk zal wel zoo zwaar niet te openen zijn, als die van Zijne Majesteit Lodewijk XIII te Vincennes, en dus recommandeer u aan mij, en gij zult geholpen wezen.

— Het heeft nog geene haast, zei Honthorst droogjes; maar uwe mededeeling is afgebroken…

— ’t Is waar ook; de verzoening met Bassompierre dan, bracht mij juist dat wat ik noodig had, en wat hij alleen mij kon geven, brieven van aanbeveling aan de Koninginne-moeder, waarin natuurlijk geene melding werd gemaakt van mijne vroegere verhouding tot haar zoon Gaston, en nog minder van de catastrophe, die mijne verwijdering uit Frankrijk noodig maakte, maar wel van de vijandschap des Kardinaals, de beste en eenige recommandatie, die men noodig heeft bij Maria de Medicis. De ergernis, die de persoon van den kleinen jonker René somwijlen bij haar had opgewekt, was sinds lang door andere en ernstiger indrukken afgesleten, en in den Ridder de l’Espine zou zij dezen niet meer herkennen, of, indien al, ten minste dulden. Het eerste is geschied; zij herkende mij niet, en zoo ben ik hier, niet van ’t gevolg der Koningin, en toch… onder hare vleugelen, niet door haar bemind, maar geduld, mijn weg gaande, zonder haar in den weg te zijn… ziedaar mijne stelling hier aan dit kleine hof. — De Ridder zweeg en zag voor zich, als overwoog hij hoe hij verder zou gaan; maar Honthorst, wien het toescheen, dat hij van omweg tot omweg sprong, om de hoofdzaak te vermijden, en die nog door niets van hetgeen hij gehoord had tot hoogachting of vertrouwen was gestemd, besloot de l’Espine te dwingen zich uit te spreken, door recht op het groote vraagstuk af te gaan.

— Maar mij dunkt, mijn nobele Ridder! uw lot is alles behalve een verzekerd, en zoo dat der Koningin wisselend is, welke vastigheid kan het uwe hebben? en ik zie niet hoe gij