Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/201

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

is een licht middel, maar een gevaarlijk tevens, en dat ik, om Louise te sparen, liefst vermijden zou; wat nu is eenvoudiger en meer natuurlijk dan de tusschenkomst van een vriend… een meewarigen vriend, die in den nood der gelieven toetreedt, hen bewaart zich door uitersten in ’t verderf te storten, hen zachtelijk zonder groote schokken of feiten, die te openlijk spreken, tot hun doel voert, in ieder geval voor de vreeselijkste wanhoop veiligt… en het gelaat van den jongen edelman had onder dit spreken de roerendste uitdrukking aangenomen; hij hief zijne wonderschoone oogen smeekend naar den schilder op, en had in ’t vuur van ’t spreken beide zijne handen omklemd, als wilde hij hem door zulken drang tot toegeven bewegen; maar de houding van Honthorst bleef strak, zijne trekken onbewegelijk en hij antwoordde alleen:

— IK kan die vriend niet voor u zijn, Ridder! mogelijk, zoo ik niet tot de Prinses in betrekking stond, zou ik minder bezwaar zien in dit alles, en een beter betrouwen hebben op… maar nu… eene leerlinge is aanvertrouwd goed, en…

— Vooral om harentwil mogt gij mij niet weigeren: Louise is op een weg, waarvan zij niet kan terugkeeren, zij moet vooruit, hare jeugd en mijn hartstocht hebben ons sneller en verder gevoerd, dan het moest, zonder voorkennis en hope; ik heb de geschreven bewijzen harer teerste minne, wij hebben trouwbeloften gewisseld; voor zulke vermetelheid kan men geene vergiffenis wachten, dan door de eenige daad die ze wettigt. Ik moet Louise raadplegen over de wijze om de bescherming en voorspraak te verkrijgen van een doorluchtig persoon, die van deze zaak aan de Koningin van Bohemen de eerste opening zou geven; ééne vraag heb ik Louise nog te doen, één antwoord te hooren, eer ik met rust en vastheid kan handelen, en die vraag, en dat antwoord zouden gewisseld zijn bij de diergaarde, heden middag, zoo uw onhandelbare leerling zich niet tot hindernis had gesteld; maar gij zult ons dit vergoeden, niet waar, gij zult het? want gij weet nu alles — alles. en een zulke vertrouwde zal toch wel een willige bondgenoot zijn!

— Dat is het ergste, Ridder! dat ik alles weet, riep Honthorst in de hoogste verlegenheid, en mijne beste compositie gaf ik er om, dat ik niets wist, want ik kan u geen bondgenoot