Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/366

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dwong zich zelven over te geven, en nu in den eersten kerker den besten plaatste, tot vervanging van den ontsnapte: en het was zoozeer het goed recht van den oorlog, den oorlog door den kleinen Siciliaan verklaard aan den Koning van Spanje! dat de eerste er niets tegen zeggen kon en alleen maar zich lijdelijk had te onderwerpen aan het lot, dat hij zich zelven over het hoofd had gehaald. De eerste reden tot voldoening, die wij noemden, gaf hem intusschen nog stof tot overwegingen, die minder kalm waren en die hij met minder berusting aannam. Zoo kon zich Donna Anna dan geheel en ongestoord overgeven aan ’t geluk van haar page weer te hebben, die in ’t eind — dat had Manriquez wel moeten zien — toch een beeldschoone knaap wast die niets tegen zich had om te behagen dan zijn minderen rang en zijne groote jeugd… Wie zeide hem dat Donna Anna, vooral nu, na de onrust om hem geleden, over beide niet zou heen zien en… dat de tijd, dien Manriquez in eene gevangenis zou moeten doorbrengen, juist lang genoeg zoude zijn, om den gloed harer dankbaarheid te verkoelen… erger nog, zijne rechten op de hare te doen vergeten… Zeker waren dat geene overdenkingen, die hem het verblijf in den kerker licht zouden maken, maar tot zijne bevreemding was het niet in de poort van eene gevangenis dat eindelijk de draagkoets stilhield. Het was voor een paleis, dat Manriquez terstond herkende voor het Palazzo Reale, waar de Koning somtijds zijn verblijf hield als hij zich in Madrid bevond.

De alcade verzocht hem weder met beleefdheid en onder plichtplegingen uit te stappen, doch toen de jonge man een zijsprong waagde, die wel iets had van eene poging om te ontsnappen, nam hij hem zeer snel en wat minder beleefd bij den arm, terwijl op zijn wenk de hellebardiers zich in reien schaarden, eene krijgsbeweging, die terstond door de wachten aan den ingang van ’t paleis werd nagevolgd, zoodat Manriquez alle vrijheid verloor zijn eigen pad te kiezen en door die allée van welgewapende mannen heent den alcade volgen moest.

In eene soort van voorzaal verliet hem de alcade, maar hij kreeg de zekerheid dat zijne trouwe lijfwacht hem niet verliet, want hij hoorde zeer duidelijk het gestoot der hellebaarden, en het getrappel hunner voetsta ppen op het marmer bui-