Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/376

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

menschenkennis had om te weten dat zulke rebel niet gevaarlijk was voor den Staat, zelfs waar hij feitelijk opstand pleegde: daarom ook, toen hij Don Manriquez liet gadeslaan, toen Matteo hem van de wanhopige voornemens van zijn jongen meester liet onderrichten, glimlachte hij slechts, en besloot hem al schertsend eene goede les te geven.

Men heeft gezien dat die les wel geschikt was een diepen indruk te maken, en dat die uitkomst bij den jongen Prins niet wegbleef.

Aan den uitgang van het paleis vond Monsignor Manriquez niet alleen zijn cameriero Matteo, hem wachtende, maar ook zijn geheelen stoet bedienden, die de Prins van Sotero hem had medegegeven; Manriquez was over dien onvoorzienen luister, waarmede men tegen zijn wensch zijn persoon omringde, niet zeer gesticht, en hij had reeds een hard woord tegen Matteo op de lippen, terwijl deze hem in het rijtuig hielp, doch de cameriero gaf hem een brief van den Prins, Zijn vader, en verklaarde dat dit alles geschied was op diens bevel. Daar was niet veel tegen te zeggen en de romaneske serenadengever was verplicht heel prozaisch naar zijn bestemd hotel heen te rijden en daar van nu aan zijn rang op te houden, zooals iedere andere Prins… dat was hard, dat was zeer hard, vooral voor een aanbidder van Donna Anna, toch bleef hem de troost de vaderlijke missive te doorlezen, en dat was altijd iets! Wij zijn van die lectuur verschoond; men begrijpt wel, wat er zoowat de inhoud van zijn moest, — Of de plechtige voorstelling van Manriquez aan het hof, die spoedig daarop volgde er het gevolg van was, weten wij niet, maar wel dat de Koning hem eenige vriendelijke woorden toesprak, en hem voorstelde aan eene jonge dame, die voor het laatst in de wereld verscheen, en die, zooals men dat gewoon was, de lusten en ijdelheden er van nog eens volop genieten moest, eer zij voor altijd de dingen des hemels ging zoeken in het klooster. Het was eene zoo jeugdige dame, dat het nog bijna een kind scheen, een lief, zacht, blozend kind, bescheiden onder al de eere, die het gebruik wilde dat men haar aandeed, en zichtbaar ontrust en ontroerd onder al dat gewoel des levens, waarin zij voor de eerste en toch reeds voor de laatste maal haars levens werd rondgevoerd, Ouders of ver-