Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/440

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijke kracht en uit lichtzinnigheid, de kleeding, de gebruiken, de zeden en tot aan de denkbeelden der keizersslaven begon nen aan te nemen. En wat deed het volk, dat voorheen barbaren noemde wie niet het voorrecht had Griek te zijn, dat waren de Atheners, die zelfs niet alle zonen van Griekenland, niet alle burgers uit alle steden van Hellas met zich gelijkstelden in beschaving, en voor dit volk, voor de burgers van Athene, in de dagen van Keizer Claudius, bezong Lasthenia de eeuw van Pericles! bezong Lasthenia de wijsheid van Solon en de daden van Themistocles! Neen zeker, wij zeiden niet te veel, toen wij vreesden dat zij hare schoonheid noodig had om zich hare zangen te doen vergeven! Want maar zelden klonken die liederen zacht en zoet, als de tonen van fijne luitsnaren door teedere vrouwenvingeren bewogen; veelmalen klonken ze snerpend en schril, schetterend en snijdend, als de tonen van trompet of bazuin door krachtigen mannenadem bewogen; neen, anders, iets bitters weêrklonk daarin en iets schampers, iets dat getuigde van eene ziel in oorlog met het uitwendige en in strijd met zich zelve. En toch was Lasthenia geene miskende onder hare medeburgers, geen misdeelde onder hare zusters. Wij hebben het reeds uit het spreken harer bedienden opgemerkt.

Eere en liefde werd haar geboden zooveel en meer wellicht dan zij er van wenschte, en waar zij, met de spitse scherpte van haar vernuft of de pijnlijke ironie harer ziele, hier of daar beschaming had gebracht op de voorhoofden der lichtzinnigen en zinnelijken om haar, het werd haar vergeven en men verwonderde zich slechts, dat van zulke frissche rozenlippen niet de zoete zangen der minne het eerst werden gehoord en men betreurde het, dat de sneeuwwitheid harer schouderen tegelijk zinnebeeld was van de ijskoude harer borst. Maar de fiere erfdochter, onafhankelijk door hare fortuin, die vrij en hoog stond door haar talent en door haar geest te midden van alle hare zusters, had laten treuren en zich verwonderen wie wilde, stortte hare zangen uit zooals ze in haar opkwamen, vergunde haar aanbidders het bewonderen in de verte, verbande wie nader kwamen, en handelde met hare vleiers zooals zij zelve goedvond, zonder naar der anderen goedachten te vragen. Nu scheen ze den dag, waarvan wij den morgen aanvingen, voorbestemd te hebben tot eene groote