Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

naar den Vicomte, en om de uitvorschingen der anderen te ontgaan over de stemming der Koningin, en waarom hij niet voortging met zijn arbeid aan haar portret, begaf hij zich naar den ruimen tuin van het lusthuis, die wel ter eener zijde ingesloten was in het vierkant der omgevende gebouwen, maar die zich toch ruim, en ver genoeg uitstrekte voor den wandelaar, die er werkelijk de eenzaamheid zocht; voor anderen waren de dreven, en lanen meer voorwendsels om elkander te ontmoeten of te bespieden, dan zich te verlustigen met de natuur alleen. Daarbij had de kunstliefde der tegenwoordige vorstelijke eigenaars voor menige afleiding gezorgd, die zelfs den eenzamen wandelaar aangenaam kon verrassen. Standbeelden, fonteinen, en zelfs eene diergaarde, boeiden beurtelings zijne aandacht. Volkomen bekend met de gewoonten der bewoners, was het juist ver van de laatste, dat de voorzichtige schilder zijne schreden wendde, want alles wat Honselaarsdijk bezocht, of er huisvesting had, vereenigde zich liefst, en meest dáár, om zich te vermaken met de beschouwing van leeuwen, tijgers, en andere uitlandsche dieren, die, dus bijeen, toenmaals de hoogste nieuwsgierigheid, en bewondering wekten, en voor een der triomfen van het vorstelijk lusthof gehouden werden. Onze schilder, niet te best geluimd, en liefst aller blikken ontwijkende om geene rekenschap te geven van zijne werkeloosheid, had dus de tegenovergestelde zijde gekozen, en werd door die keuze de getuige van een tooneel, dat voor eene wijle zijne gedachten afleidde van Diedrik, en het voorgevallene met de Koningin.

De bovenvertrekken aan deze zijde waren omgeven van een doorloopend balkon, dat aan alle bewoners der vertrekken, die er op uitkwamen, gelegenheid gaf de frissche lucht te nemen, zonder naar beneden af te dalen; maar slechts één persoon maakte op dit oogenblik gebruik van dat voorrecht. Het was een jongmensch, in de schilderachtige kleeding van het Fransche hof, die door hare uiterste weelderigheid, bij de minste overdrijving, bijna altijd tot het bonte of verwijfde oversloeg, doch deze jonge edelman had het geheim gevonden, die weelde van kanten, linten, en geborduurd satijn tot aan de grens van goeden smaak te brengen, maar juist daartoe, niet daarover, en in de keuze der kleuren, als in de fijne samenvoeging der stoffen,