Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

IV.
Opmerkingen, en ontmoetingen van Honthorst onder ’t wandelen.




Honthorst, die het tegenbevel der Koningin aan den Markies de Sourdiac onnoodig achtte, omdat het bevel zelf niet was gehoord, zag even in de voorzaal rond, of er ook Hollandsche Heeren tegenwoordig waren, wat geene zeldzaamheid zou geweest zijn, want dagelijks kwamen zij af, en aan met berichten en boodschappen van het Haagsche hof, of om zelven hunn opwachting te maken bij Maria de Medicis, »zoo ik bij geluk Mijnheer Huijgens trof, den Secretaris van Mijnheer den Prins,” dacht hij, »dan was alles gered, ik zou hem guluit de reine waarheid zeggen, en hij zou er een vond op weten, om onzen goeden Diedrik voorzichtiglijk, en zonder opzien van hier weg te leiden; want nu zijne genezing zoo volkomen is, vreeze ik, dat hij nog eindigen zal lijfsdwang te ruilen tegen de herkregen vrijheid van harte.”

Maar Meester Gerard vond toevallig geen enkel Hollandsch Heer; toen dacht hij er aan om met den Vicomte Fabroni te spreken, dien hij kende als een schrander en ernstig man, zijne Vorstin trouw, maar toch verre van al hare inzichten te deelen, als Maria zelve had verklaard. Zonder haar te verraden, wilde hij in hem een beschermer winnen voor Diedrik, ingeval deze door onvoorzichtigheid,. of wat ook, zich de vijandschap van de Koningin op den hals had gehaald; maar hij vroeg tevergeefs