Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/76

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gaan, en ’t is nauw te gelooven, hoe de eene Christenmensch zich hier partij stelt tegens den anderen, en dat al, naar ’t mij toeschijnt, meest om winste van hofgunst.

— En welke hofgunst, niet waar? volgde Honthorst er bij, die van eene Vorstin die niets te geven heeft, en niets kan ontnemen, en zich toch de houding geeft, of zij over de hoogste machten der aarde te beschikken had, en rijken kon verdeelen en beheerschen met de daad van haar wil…

— Ei zwijg, Mr. Honthorst! viel Diedrik verdrietig in, belaad de arme Vorstin niet zwaarder, dan zij reeds beladen is, zij is zoo rampspoedig, dat men haar wel alles vergeven mag, alles…

— Aha! dacht Mr. Honthorst, zijn we nu weer dáár!, en luid zeide hij, naar ik gis, zijt gij vrienden gescheiden met de Koningin

— Wij zijn nog niet gescheiden, hernam Diedrik, en ging naast Honthorst op de bank zitten, opdat deze hem niet in de oogen zou zien.

— Ei zoo, is er eene vaste alliantie gemaakt tusschen de onderhandelende machten?

— Spot niet, Mijnheer! zeide Diedrik ernstig, de Koningin heeft mij een dienst gevraagd, en zoo het in mijne macht is, zal ik haar dien bewijzen.

— Maar welken dienst dan, mijn jeugdige vriend? vroeg de schilder haastig en wat onthutst.

— Dat weet ik zelf nog niet; daarom oordeelde ik niet vooruit te moeten weigeren; ik zou dat geene gewone vrouw doen, veelmin eene Vorstin, veelmin nog deze. …

— Ik bid u, Meester Diedrik Adriaansz! wees gansch open, en oprecht met mij, en verheel mij niets: wat is er voorgevallen tusschen u en de Koningin, dat gij dus zijt omgekeerd, en de zaak wilt dienen van haar, die gij nog pas als eene vijandin, eene verraderes van uw land wildet verklagen?

— Gij hebt het immers zelf gezegd, dat zijn de hersenschimmen eener vertwijfelde Vorstin, die niet met al uitwerken kunnen, en daarvan men geen gebruik mag maken tot verderf der vrouw.

— Heel goed, maar gij waart straks bijster ver van die opinie te deelen, mijn jonge Heer!

— Ik heb beter inzicht gekregen. Een enkel woord, een zachte klaagtoon, een droeve blik dier beklagenswaardige vrouwe