Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/120

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

denke niet, dat zij onder dit alles Aernoud vergat; maar zoo zij aan hem dacht, was het nu niet met wroeging; integendeel, toen zij alleen meende toe te geven aan eene luim, kwelde zij zich zelve, omdat zij vreesde hem verdriet te doen om eenen inval; maar hoe beter zij de waarheden begreep, waarnaar ze was begeerig geweest, hoe meer zij voelde te moeten volharden in haar onderzoek, en hoe vaster zij zich overtuigde, dat zij wel deed, en zij begon zich te vleien, dat ook haar geliefde zóó zoude denken. Zijne groote ziel zoude nog sneller dat alles bevatten en liefhebben. Hij had zich geërgerd aan den Lutheraan, ja, maar omdat hij Luther niet kende, dan zooals de monniken hem voorstelden; zijn helder oordeel zoude, bij betere kennis, hoogschatten en vereeren, wat hij nu gispte; het was nu haar plicht geworden, niet slechts om hem eenmaal in te lichten van hetgeen zij voor haar zelve gedaan had, maar ook om te trachten hem over te halen tot hetzelfde onderzoek. Zij gevoelde zich zoo wél bij die nieuwe denkbeelden, dat hij inzonderheid, hij voor allen het eerst, dit geluk met haar deelen moest. Zóó zeer verblindde zij zich over den aard van zijn godsdienstig gevoel, dat zij zijne vooroordeelen licht rekende, en zijne onbuigzame vastheid van beginselen als kneedbaar was dacht voor de welsprekendheid van Paul; maar deze, die beter zag, raadde haar ten minste omzichtigheid aan, en geene overijling.

Den derden dag na het verjaringsfeest was Johanna, Reiniersz dochter, op Lauernesse aangekomen. Zij kwam alleen, slechts begeleid van eenen knecht. Eene groote teleurstelling voor Ottelijne, die zoo vast op Arnoud gerekend had! Een bevel van den Keizerlijken Stadhouder had den nieuwen Hopman ijlings naar Dordrecht teruggeroepen, en hij had slechts zijner zuster den hartelijken groet kunnen opdragen aan zijne bruid. Hij had haar nog daarenboven een vertrouwen geschonken. Voor hij te paard steeg, had hij haar ter zijde genomen, en tot haar gesproken met dien indrukwekkenden ernst, die alleen de zijne was: »Johanna! gij zijt geene vrouwals eene andere; gij zijt van een goed beraad en van een helder doorzicht: mijne bruid beveel ik aan uwe zorg! Op haar Slot is een man gehuisvest,