Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/143

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gebogen had voor den man, welke haar gansch beheerschte; die nog zooeven zich bad willen nederwerpen aan zijnen voe; afsmeekende barmhartigheid, verhief zich recht op en antwoordde, wel met eene stem, die beefde, maar toch duidelijk, toch verstaanbaar:

»Aernoud! uwe woorden zijn vreeselijk en bitter om aan te hooren! als wildet gij mij dooden door ontzetting; maar spreek, want zoo uwe vraag die is, die ik mij voorstel, dan is mijne keuze gedaan — en God helpe ons!”

»Nu dan, Ottelijn:! in den naam van uwer ziele zaligheid, vraag ik u, of gij wilt afstand doen van uwe dolingen, bekennende, dat ze verfoeielijk waren, en vromelijk belijdende, dat ge verstrikt waart en verleid, en met berouwen ootmoed wederkeeren zult tot de Kerk, opdat na boete uwe ziele behouden blijve! Wilt gij dat, Ottelijne! wilt gij?”

Het moest het stompste medegevoel treffen, te zien, in hoe sterk eene spanning hij wachten bleef, en hoe dat forsche lichaam trilde van geweldige aandoening, en hoe nog hoop sprak uit zijn brandend oog, en hoe hij dat woord vooruit trachtte op te vangen, dat zij zoude uitspreken.

Maar zij, met al de inspanning van hare krachten niet der vrouwelijke (de vrouw was niet dáár, de vrouw was teruggedrongen door de geloofsheldin; de bruid van Aernoud de liefhebbende, de teedere, had niet Aernoud kunnen zien lijden, had dat lijden gedeeld met ieder offer), maar die der jeugdige, der eerste geestdrift voor het groote denkbeeld »Godsdienst —” zij antwoordde snel en besloten:

»Neen, Aernoud! dat wil ik niet. Bij alles, waardoor ik hoop zalig te worden, bij den algenoegzamen verzoeningsdood van onzen Zaligmaker, ik weet wat ik gekozen heb, en mijne keuze is onberouwelijk! Want het heilig Woord der Schrift heeft mij voorgelicht bij mijne keuze. En ik heb geene boete te doen want ik deed wèl, en daarom nogmaals: neen, Aernoud! dat wil ik niet! Maar hoor mij… en…”

»Gij hebt beslist,” viel hij haar met ijzingwekkende kalmte in de rede: »Zoo neem dan dat! Voortaan geen band meer tusschen u en mij, Wees gevloekt!”